Pensioenfondsen in de verdrukking
Pensioenfondsen als ABP zijn krachtige spelers op de financiële markten die de pensioenen van miljoenen particulieren veilig moeten stellen. Maar in crisistijd raken ze gemakkelijk in de verdrukking.
Aanvullend pensioen boven wettelijk minimum
Rond 20,1 biljoen dollar hadden pensioenfondsen in 2011 wereldwijd in beheer volgens de OESO. Dat komt neer op ongeveer 70 procent van het jaarlijks bruto binnenlands product van alle OESO-leden. Hun taak: voor werknemers die elke maand trouw pensioenpremie afdragen op hun oude dag een levensstandaard boven het wettelijk minimum mogelijk maken. Dat is vooral het geval in landen als Nederland en het Verenigd Koninkrijk die sterk inzetten op aanvullend pensioen.
Beleggen in staatsobligaties levert onvoldoende rendement
In tijden waarin op wettelijke pensioenvoorzieningen zoals de
AOW bezuinigd wordt, moeten aanvullende pensioenvoorzieningen uitkomst bieden. Maar bedrijfspensioenfondsen raken nu zelf ook in de verdrukking: de fondsen moeten voldoende hoge rente voor de deelnemers genereren, maar veel overheden dicteren dat zij dit in de eerste plaats moeten doen door aankoop van staatsobligaties. Maar dat zijn twee zaken die moeilijk te verenigen zijn.
Pensioenfondsen zijn doorgaans
op zoek naar beleggingen die een rendement opleveren dat past bij hun betalingsverplichtingen. De rentes zijn echter zó sterk gedaald dat er maar weinig aantrekkelijke staatsobligaties zijn.
Staatsobligaties blijven nochtans voornaamste belegging van pensioenfondsen
Veel pensioenfondsen kopen dus minder staatsobligaties uit Europa. Weliswaar is de opbrengst van een aantal
Zuid-Europese euro-obligaties interessanter, maar bij veel schuldpapier uit die landen is het uitvalrisico te hoog. Daarom beleggen ze liever in obligaties van opkomende economiën of in ondernemingen met een uitstekende
kredietwaardigheid.
Volledig terugtrekken kunnen zich de pensioenfondsen echter niet. In ieder geval in de Europese Unie, maar ook Japan en de VS, zullen de in de toekomst voornamelijk in staatsobligaties blijven beleggen.
Aanvullend pensioen duurder door Solvency II?
Het staat min of meer vast dat de EU-lidstaten zich deze goedkope bron van
financiering in de toekomst niet laten ontglippen. Momenteel wordt er in Brussel over gedacht om de vanaf 2015 geldende richtlijnen voor verzekeraars - kortweg “Solvency II”, ook op bedrijfspensioenfondsen van toepassing te verklaren.
Gevolg daarvan is dat een pensioenfonds voor belegging in aandelen en bedrijfsobligaties hoge kapitaalbuffers moeten aanhouden, terwijl daarentegen voor staatsobligaties lagere normen zullen gelden. Voor de fondsen betekent een dergelijke regeling een significant hogere inspanning, zowel organisatorisch als bij het aantrekken van kapitaal.
Door sommige financiële analisten wordt ervoor gewaarschuwd dat Solvency II de aanvullende pensioenvoorziening via bedrijven duurder zal maken en dus de levensstandaard op latere leeftijd zal aantasten.
Zijn pensioenfondsen ondergefinancierd?
Om te bereiken dat pensioenfondsen ook in de toekomst in staat zullen blijven om aan hun pensioenverplichtingen te voldoen, moeten de jaarlijks behaalde rendementen hoger zijn dan de toename van het aantal aanspraken bij de pensioenfondsen. Daar waar er sprake is van vaste betalingsverplichtingen kan men zich afvragen of de fondsen wellicht ondergefinancierd zijn. De kans dat dan verzekerden van aanspraken moeten afzien, is dan ook hoog.
Rendementen bij fondsen kunnen erg verschillen
Het behaalde rendement kan bij de verschillende pensioenfondsen sterk uiteen lopen. Deelnemers die op hun oude dag met minder
geld moeten uitkomen, hebben het nakijken. Dit kan met name in landen als het Verenigd Koninkrijk vergaande konsekwenties hebben waar werknemers in hoge mate afhankelijk zijn van kapitaaldekking bij de pensioenfondsen. Tot dusver waren pensioenfondsen aldaar bij de keuze van hun beleggingen relatief vrij. Maar er bestaat een aanzienlijk risico dat de EU-regels de waarde van de Britse pensioenen onder druk zal zetten.
Maar de situatie is niet in alle landen hetzelfde. De rendementen van de fondsen lopen sterk uiteen: terwijl pensioenfondsen in Denemarken in 2011 een verdienstelijk rendement van 12,1% behaalden en ook Nederland (8,2%) en Australië (4,1%) goed presteerden, noteerden de fondsen in Spanje, de VS, Italië en Japan verliezen van 2,2 tot 3,6%, volgens een opgave van de OESO. In tien landen bedroeg de daling zelfs meer dan 4%. Het slechts presteerde Turkije met min 10,8%.
Met andere woorden: in veel landen zouden werknemers beter af zijn geweest als ze de op hun salaris ingehouden pensioenpremie op een
spaarrekening hadden gezet.