Over geld en de functies van geld
Geld kwam niet altijd uit de geldautomaat bij de bank. Het kent een rijke historie waarbij munten en biljetten lang de boventoon voerden. Moderne ontwikkelingen leidden tot meer eigentijdse vormen van geld, zoals elektronisch geld.
Wat zijn de functies van geld?
- Geld ontstond ooit als ruilmiddel voor handelsdoeleinden. Het kon zo goed als ruilmiddel worden ingezet omdat het een waarde bezat waarin iedereen vertrouwen stelde;
- Geld is ook te beschouwen als waardemiddel voor de toekomst. We kunnen immers geld sparen om er later iets duurs van aan te schaffen;
- En tot slot is geld ook een rekeneenheid. Het laat zich makkelijk tellen en biedt de mogelijkheid om aan goederen een waarde toe te kennen.
Geld is dus tegelijk
betaalmiddel, rekeneenheid en waardeopslag. Maar geld is niet hetzelfde als kapitaal. Zo kan iemand veel kapitaal bezitten en toch een
geldgebrek hebben. Hij is dan "niet liquide" zoals dat heet.
Van muntgeld naar bankbiljetten
Ooit bestond geld uitsluitend uit muntgeld. Doordat die munten een bepaald gewicht aan edelmetaal bevatten, kon daar een bekende waarde aan worden toegekend. De kostbare metalen (zoals goud en zilver) die erin gebruikt werden, stonden garant voor de waarde van de munten.
Met de toename van de handelsvolumes, nam ook de behoefte aan geld als ruilmiddel toe. Om die reden startten
banken en overheden met de uitgifte van bankbiljetten. Bankbiljetten staan ook bekend als “fiatgeld”. Omdat ze, in tegenstelling tot munten nauwelijks intrinsieke waarde vertegenwoordigen, wordt de waarde ervan gegarandeerd door de uitgevende instellingen.
Geld als ruilmiddel
Ooit leefden onze voorvaderen als jager of landbouwer. Ze bezaten geen bankbiljetten of munten maar ruilden goederen met elkaar: een jager ruilde bijvoorbeeld een dierenpels voor granen bij de boer. Maar dat werd een probleem als de boer in kwestie toevallig geen dierenpels nodig had.
Gebruik van edelmetalen als ruilmiddel maakte ruilhandel een stuk gemakkelijker. Zo kon de boer in het voorbeeld zijn graan voortaan omruilen voor een bepaald gewicht aan goud en naderhand een deel van dat goud aanwenden om daarmee bijvoorbeeld zijn
belasting te betalen.
Zo werd waardevol metaal tot 'waardemeter', 'ruilmiddel' en een 'waarde-bewaarmiddel', dat laatste om het te bewaren tot een later tijdstip, wanneer we het nodig hadden.
Het ontstaan van muntgeld
Later werd die betaalmethode met afgewogen gewichten aan goud of zilver verfijnd door de introductie van gouden en zilveren munten. Dat muntgeld bevatte een gestandaardiseerd gewicht van het edelmetaal dat een bepaalde waarde vertegenwoordigde. Een stempelafdruk van de koning of het land van uitgifte moest garanderen dat de munt inderdaad het gewicht aan goud of zilver bevatte dat erop stond. Een groot voordeel van munten was dat men die kon tellen in plaats van wegen.
Europese munteenheden
Vóór de introductie van de euro bestond er een grote verscheidenheid aan muntsoorten in Europa zoals de Nederlandse gulden, de Duitse mark, de Franse frank en de Italiaanse lire. Probleem met zoveel munteenheden was dat de wisselkoersen ervan sterk konden afwijken, wat weer samenhing met de kwaliteit van de individuele economieën per land.
Koersverschillen en valutarisico´s vormden een grote handicap voor de internationale handel.