Vermogen beheren
Ons vermogen bestaat uit het totaal aan bezittingen minus schulden. Vermogen kan dus zowel positieve als negatieve elementen bevatten en in extreme gevallen kan ons totale vermogen ook negatief zijn. Hoewel vermogensbeheer verder gaat dan beleggen alleen, wordt het in het dagelijks spraakgebruik vaak daarmee gelijk gesteld.
Beheer van vermogen is een ruim begrip
Als we een woning kopen of er een willen bouwen, doen we doorgaans een beroep op een bank voor een
hypotheek terwijl in de regel ook alle beschikbare
spaartegoed mee in de woning zal worden gestoken.
Is de aankoop van de woning eenmaal een feit of is de bouw voltooid, dan bestaat ons vermogen enerzijds uit een stuk onroerend goed en anderzijds uit een schuld aan de bank. Het is duidelijk dat de keuze van de hypotheek een belangrijke beslissing is die zeer zeker als een stuk vermogensbeheer moet worden aangemerkt. Van die keuze zal immers afhangen hoe en hoelang we de lening gaan afbetalen, tegen welke rente, enzovoort.
Hoewel we vermogensbeheer dus ruimer moeten interpreteren dan beleggen, zullen we ons hier voornamelijk tot die laatste activiteit beperken.
De opbrengst van beleggen
Een belangrijk aspect bij elke vorm van beleggen is uiteraard de vergoeding die eraan verbonden is: bij obligatiebelegging in de vorm van een vaste rente, bij aandelenbelegging in de vorm van dividend. Een bijzondere plaats neemt
goudbelegging in dit verband in omdat
goud als zodanig geen vast en regelmatig inkomen oplevert, maar het moet hebben van de waardestijging ervan.
Ofschoon dat bij beleggen van essentiële betekenis is, mogen we ons bij onze beleggingsbeslissingen niet uitsluitend door “opbrengst” laten leiden. Elk beleggingsinstrument kent immers ook een aantal specifieke kenmerken en twee zaken die we zeker niet uit het oog moeten verliezen zijn de liquiditeit en de mogelijke risico’s van een belegging.
Waarom is de liquiditeit van een belegging van belang?
Onder de liquiditeit van een belegging verstaan we de mate waarin die weer kan worden omgezet in cashmiddelen, met andere woorden “hoe verhandelbaar is mijn beleggingsobject”? De mogelijkheid om een belegging snel weer te gelde te kunnen maken is om 2 redenen belangrijk:
- er kan zich een onvoorziene omstandigheid voordoen waardoor men dringend geld nodig heeft;
- op een gegeven ogenblik zal men winst wil nemen op een gedane belegging.
Zaken als geld opnemen van een spaarrekening of een courant aandeel verkopen op de beurs kunnen vrij snel hun beslag krijgen, maar het verkopen van
onroerend goed daarentegen, kan heel wat tijd vergen.
Beleggingsresultaat bij gedwongen verkoop
Als we noodgedwongen een belegging vroeger dan gepland van de hand moeten doen, rijst meestal de vraag of dat al dan niet met verlies kan gebeuren. Een obligatie bijvoorbeeld kan men vóór de vervaldatum weliswaar te gelde maken, maar men is nooit zeker van de koers waartegen dat moet gebeuren. Een obligatie kan dus als een liquide belegging worden aangemerkt en iedereen is in staat om vrij nauwkeurig te berekenen wat die zal opbrengen wanneer men ze tot de einddatum aanhoudt. Maar niemand zal kunnen voorspellen wat het beleggingsresultaat zal zijn wanneer men ze eerder verkoopt.
Het verband tussen opbrengst en risico
Wie kiest voor een belegging met een gering risicoprofiel kan doorgaans minder opbrengst verwachten dan iemand die risicovol belegt. Zo zal een belegging in aandelen een hogere opbrengst opleveren dan een
belegging in obligaties.
Door het kopen van aandelen wordt men immers voor een stuk eigenaar in een bedrijf en loopt men ook de risico’s die horen bij die bedrijfsvoering. En bij een hoger risico hoort uiteraard een betere beloning als er winst wordt gemaakt. Maar als de onderneming onder de maat presteert en verlies maakt, kan niet alleen de dividend-opbrengst zwaar tegenvallen. Denkbaar is ook dat men zijn gehele aandelenkapitaal kwijtraakt als de koers van de aandelen daalt.
De risico’s bij obligatiebelegging
Overigens kan men het verband tussen opbrengst en risico’s ook waarnemen bij obligaties. Obligaties die worden uitgegeven door een instelling met een voortreffelijke
kredietwaardigheid, zullen een lagere rente vergoeden dan obligaties van een instelling van mindere kwaliteit.
Een land als Griekenland bijvoorbeeld, waarvan wordt getwijfeld of het wel in staat zal zijn om aan zijn verplichtingen te voldoen (het betalen van rente en de terugbetaling van de hoofdsom) moet een hogere rente op de kapitaalmarkt betalen dan een land als Duitsland met een triple-A-rating.
Inflatie als oorzaak voor renteverschillen
Obligaties en deposito’s in een zwakke muntsoort zullen in de praktijk een hogere rente bieden dan die in een sterkere muntsoort. Renteverschillen tussen twee valuta’s vinden meestal hun oorzaak in inflatieverschillen tussen de verschillende landen. Een hoge inflatie brengt doorgaans ook een hoge rente met zich mee.
Maar een verschil in inflatie kan op den duur ook leiden tot een aanpassing van de wisselkoers. Wanneer de inflatie in land A voortdurend hoger is dan in land B, dan zal de wisselkoers van de munt in land A moeten dalen ten opzichte van de munt in land B. Beleggers zien een hogere nominale rente in de eerste plaats als een vergoeding voor het risico dat die buitenlandse munt daalt tegenover de eigen munt.