Minder belasting op vermogen
Veel spaarders werden door de fiscus jaar na jaar fors aangeslagen voor hun vermogen. Over het inkomen uit dat vermogen was men 1,2% belasting verschuldigd. Om discussies met belastingplichtigen te vermijden, nam de fiscus aan dat het vermogen een fictief rendement van 4% opleverde. En daarover was men dan 30% inkomstenbelasting verschuldigd. Maar dat verondersteld rendement van 4% werd jarenlang niet bereikt en stuitte daarom op steeds meer verzet. Het kabinet Rutte 2 wilde daar aan het eind van haar regeerperiode in 2015 verandering in brengen.
Spaarders en ouderen in 2016 ontzien
Zoals al jaren “goed gebruik”, werd al ruim voor Prinsjesdag 2015 een aantal begrotingsplannen van het kabinet (al dan niet bewust) gelekt naar de media. 2016 was immers weer een verkiezingsjaar en de zittende coalitie kon na alle zuur wel wat zoet gebruiken, om in de terminologie van voormalig premier Balkenende te blijven. De ouderen die in de regeerperiode van Rutte 2 het meest moesten inleveren, kregen op de valreep de toezegging dat ook hun financiële positie er in 2016 rooskleuriger zou uitzien. Maar ook spaarders, in de daaraan voorafgaande jaren letterlijk het kind van de rekening, zouden vanaf 2017 op een tegemoetkoming kunnen rekenen. De belasting op vermogen tot 125.000
euro zou dalen, terwijl belastingplichtigen met een vermogen boven dat bedrag juist dieper in de buidel moesten tasten.
Vermogensrendementsheffing op de schop
Dat de vermogensrendementsheffing, vroeger heette het gewoon “Vermogensbelasting” vroeg of laat op de schop zou gaan, was geen geheim. Maar door het vroegtijdig uitlekken van de plannen voor Prinsjesdag 2015, werden die plannen plotseling heel concreet.
Heffingvrij vermogen opgetrokken
Belastingplichtigen die minder dan 25.000 euro aan
spaargeld bezitten, zouden zelfs helemaal geen vermogensbelasting meer verschuldigd zijn. Het heffingvrij vermogen, het gedeelte van het vermogen waarover geen
belasting betaald wordt, tot 2017 nog 21.000 euro per persoon, zou immers worden opgetrokken tot 25.000 euro per persoon. Overigens is het in dit verband goed om te weten dat een huis, als hoofdverblijf bestemd voor eigen bewoning, bij de bepaling van het vermogen in box 3 niet meetelt.
Aanpassing van de rekenrente
Maar wat vooral de meer vermogende spaarders zal aanspreken is het feit dat de rekenrente wordt aangepast. Dat is het fictieve rendement dat spaarders worden verondersteld te behalen met hun vermogen. Zoals hiervoor al aangegeven bedraagt dat al jaren 4 procent. En dat was veel spaarders al jaren een doorn in het oog aangezien een dergelijk rendement op een gewone spaarrekening bij lange na niet gehaald werd. Als de plannen van het kabinet Rutte 2 doorgang vinden, is er vanaf 2017 sprake van een variabele rekenrente, met als uitgangspositie de gemiddelde
spaarrente in de 5 daaraan voorgaande jaren. Althans voor een vermogen tot 125.000 euro. Vertaald naar de actuele situatie van 2015 zal de rekenrente dan 2,9% procent bedragen. De kleine spaarder zal er dus baat bij hebben. Maar
als de spaarrente ooit weer zal stijgen, kan dat uiteraard weer veranderen.
Hogere rekenrente voor grotere vermogens
Voor belastingplichtigen met een vermogen hoger dan 125.000 euro daarentegen, is een hogere rekenrente van toepassing. Daarbij baseert de fiscus zich niet alleen op de gemiddelde spaarrente maar eveneens op de gemiddelde rendementen aan de beurs. Bij een vermogen tussen de 125.000 en 1.025.000 euro is een percentage van 4,7% van toepassing. Bij nóg hogere vermogens is er zelfs sprake van een rekenrente van 5,5% rekenrente. De coalitie gaat ervan uit dat mensen met een dergelijk vermogen meer rendement uit beleggingen kunnen behalen.