Renteforfait box 3 ter discussie

Renteforfait box 3 ter discussie Bij een spaarrente van pakweg 1 à 2% en een relatief hoge inflatie teren bezitters van spaargeld in op hun vermogen. En daar is men dan ook nog eens belasting over verschuldigd. Is dat wel rechtvaardig?

Fictieve rente-opbrengst van 4% achterhaald

Bij de laatste grote herziening van ons belastingstelsel in 2001, werd de vermogensbelasting vervangen door een vermogenrendementsheffing waarbij een forfaitair rendement van 4% werd geïntroduceerd. Tot dan moesten belastingplichtigen de werkelijk genoten rente-opbrengsten in hun aangifte vermelden. Die 4% kon men zien als een langjarig gemiddeld en risicovrij rendement dat belastingplichtigen verondersteld werden te maken op hun vermogen in box 3. Maar ieder weldenkend mens vraagt zich af waarom men nog steeds met dat rentepercentage rekent, terwijl de spaarder anno 2013 zo’n rente-opbrengst in de verste verte niet haalt. Toch voelt het kabinet Rutte er vooralsnog weinig voor om het forfaitaire rendement uit box 3 te verlagen, zelfs niet tijdelijk.

Financiële middelen voor aanpassing ontbreken

In juni 2013 verlaagden de grootbanken opnieuw de rente voor spaartegoeden. Op vrij opneembare spaartegoeden bedroeg die rente op dat moment minder dan 1,5%! Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte op vrijwel het zelfde moment bekend dat het inflatiepercentage 2,9% bedroeg. Bezitters van spaargeld teren niet alleen 1,4% in op hun vermogen, men moet nota bene ook nog een 1,2% belasting over zijn spaargeld afdragen aan de fiscus.

Staatssecretaris Weekers van Financiën onderkende het probleem en kon zich levendig voorstellen dat daar onvrede over bestond. Maar volgens een kranteninterview in juli 2013 bezat hij naar eigen zeggen geen financiële middelen om spaarders op korte termijn tegemoet te komen. De fiscus bleef zich vooralsnog dus baseren op een fictieve jaarlijkse rente-opbrengst van 4%.

Is herijking van systeem gewenst?

De vermogensrendementsheffing werd dus in 2001 ingesteld, waarbij een fictief rendement van 4% werd vastgesteld, zowel voor goede als voor slechte tijden. Valt de feitelijke opbrengst hoger uit, dan hebben spaarders voordeel, is het feitelijk rendement lager, dan heeft men pech. Objectief bekeken ligt een discussie over de destijds gekozen methodiek dus niet voor de hand. Maar anno 2013 wijken het feitelijk rendement en het rendement waarvan de fiscus uitgaat, dermate veel van elkaar af, dat er stemmen opgaan om het systeem te herijken.

Voorstellen commissie Van Dijkhuizen

Zelfs de commissie Van Dijkhuizen die medio 2013 haar eindrapport presenteerde over herziening van ons belastingstelsel, bepleit een simpeler methodiek. De commissie stelde onder meer voor om het forfaitaire percentage te baseren op de gemiddelde hoogte van de spaarrente in de voorbije 5 jaar. Voor 2014 zou dat dan resulteren in een forfait van 2,4%, toch al een stuk draaglijker dan de 4% waarmee de fiscus tot dan rekende.

Eind 2013 zou het kabinet Rutte 2 uitgebreid reageren op de voorstellen van de commissie Van Dijkhuizen. Men wilde alle adviezen zorgvuldig in overweging nemen. Maar men kan zich afvragen of de uitlatingen van staatssecretaris Weekers eerder in 2013, dat de financiële middelen ontbraken voor aanpassing van de vermogensrendementsheffing, dan niet haaks stonden op die intentie? De staatssecretaris bleef ondank alle kritiek pertinent in zijn standpunt: een verlaging van het forfaitaire rendement in box 3 zou voor de staat resulteren in een inkomstenderving van zo’n slordige 1 miljard euro terwijl men voor 2014 juist op zoek was naar 6 miljard euro besparing. In de belastingplannen voor 2014 ontbrak volgens hem dan ook elke ruimte voor aanpassing van het renteforfait.

Kan de belastingvrije voet uitkomst bieden

Hoewel het kabinet Rutte aan spaarders dus weinig concreets te bieden heeft, geldt er natuurlijk nog steeds een belastingvrije voet van € 21.000,- en voor fiscale partners zelfs het dubbele van dat bedrag. En belastingplichtigen met een hoger vermogen zullen dat zeker niet alleen in de vorm van direct opvraagbaar spaartegoed aanhouden. Waarschijnlijk belegt men een deel daarvan ook in risicovoller producten die doorgaans ook beter renderen.
© 2013 - 2024 Serkozy, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Vermogensrendementsheffing 2019, 2020 en 2021Vermogensrendementsheffing 2019, 2020 en 2021U wilt de vermogensrendementsheffing 2019, 2020 of 2021 berekenen? Bij uw aangifte inkomstenbelasting betaalt u belastin…
Vermogensrendementsheffing is te hoogDe belastingheffing gaat er in de kader van het vermogensrendementsheffing vanuit dat u over uw vermogen jaarlijks een r…
Belasting betalen over geld dat u niet hebtBelasting betalen over geld dat u niet hebtZodra u vermogen bezit boven de vrijstelling, betaalt u jaarlijks vermogensrendementsheffing over uw spaargelden en ande…
Hoe werkt rente op rente?Hoe werkt rente op rente?Om uw spaargeld te laten renderen, moet u spaarrente ontvangen over uw vermogen. Spaarrente is ook noodzakelijk om uw ge…

Zorgtoeslag stopgezet? Zo krijg je het terugZorgtoeslag stopgezet? Zo krijg je het terugIs je zorgtoeslag stopgezet? Sinds een aantal jaar controleert de Belastingdienst nauwkeuriger of de zorgtoeslag wel ter…
Zwartspaarders in het nauwZwartspaarders in het nauwNederlandse zwartspaarders hebben meer dan 1 miljard euro op bankrekeningen in Luxemburg en Oostenrijk staan. Maar als b…
Bronnen en referenties
Serkozy (1.241 artikelen)
Gepubliceerd: 09-07-2013
Rubriek: Financieel
Subrubriek: Belasting
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.