Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing in Nederland
De term vergrijzing verwijst naar het feit dat mensen in Nederland steeds ouder worden en langer moeten doorwerken om voldoende pensioen op te bouwen. En volgens het CBS is omstreeks 2025 de potentiële beroepsbevolking nog maar 60 procent van de totale bevolking. Dat betekent dat steeds minder werkenden de pensioenen en de zorg voor steeds meer ouderen moeten betalen. De vergrijzing heeft ook gevolgen voor arbeidsmarkt en de werkgelegenheid. De instroom van jongeren op de arbeidsmarkt is minder dan het aantal ouderen dat de arbeidsmarkt verlaat. Dat houdt in dat er een toenemend tekort aan arbeidskrachten zal ontstaan. Vacatures kunnen steeds moeilijkere worden ingevuld en veel kennis en ervaring dreigen verloren te gaan.
Wat is vergrijzing?
Met de term
vergrijzing bedoelt men een gewijzigde leeftijdssamenstelling binnen onze samenleving. We hanteren het begrip vergrijzing om daarmee aan te duiden dat het aantal ouderen in de samenleving verhoudingsgewijs sneller toeneemt, waardoor de gemiddelde leeftijd wordt opgetrokken.
De zorgkosten zullen explosief stijgen door de vergrijzing
De levensverwachting zal volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu stijgen naar bijna 86 jaar in 2040. De kansen om zeer oud te worden nemen fors toe. Het aantal Nederlanders van 100 jaar en ouder zal tot 2040 nagenoeg verviervoudigen.
Door die toename van mensen op leeftijd zal men steeds meer beroep doen op gezondheidszorg. De zorgkosten zullen als gevolg daarvan explosief stijgen. De SER sprak in juni 2020 in een alarmerend rapport over een verdubbeling van de zorgkosten in 20 jaar tijd. Bovendien is er bij ouderen behoefte aan extra voorzieningen zoals bejaardenwoningen.
Krapte op de arbeidsmarkt: vacatures kunnen onvoldoende worden ingevuld
Als gevolg van de vergrijzing zal er sprake zijn van serieuze tekorten op de arbeidsmarkt:
- een grote groep werkende 50-plussers zal over pakweg 15 jaar met pensioen zijn;
- en het aantal jongeren dat instroomt is te klein om die vacatures op te vullen.
Ons land stevent regelrecht af op een krappe arbeidsmarkt. Met name in de zorg is de situatie alarmerend. Bedrijven moeten niet alleen vindingrijk zijn om personeel te werven, het zal ook gepaard gaan met een hogere beloning. De loonkosten zullen stijgen. En lukt het ondanks dat niet om de tekorten weg te werken, dan moeten arbeidskrachten desnoods uit het buitenland worden gehaald.
Vergrijzing remt economische groei
De vergrijzing en de daarmee gepaard gaande krapte op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat de economie minder hard groeit. Er zijn te weinig mensen voorhanden voor de vacatures die open staan. Dat houdt in dat bedrijven maar moeilijk aan goed personeel raken. De afnemende groei past in de ontwikkeling die na 2017 is ingezet. In dat jaar nam de economische bedrijvigheid nog met 3 procent toe. Het jaar daarop nam die al af tot 2,6 procent. En in 2019 ging daar weer een flinke hap vanaf. De vergrijzing in combinatie met de coronacrisis zullen in 2020 een gigantische daling van de economische bedrijvigheid te zien geven.
Steeds minder werkenden betalen pensioen voor steeds meer ouderen
Mensen leven steeds langer. Op zich is dat een aangenaam vooruitzicht. Waarin schuilt dan het probleem? Welnu, steeds meer mensen verlaten het arbeidsproces en maken aanspraak op pensioen. Kenners van ons pensioenstelsel maken zich grote zorgen over wie het pensioen van steeds grotere groep ouderen gaat betalen? We hanteren in Nederland een zogenaamd omslagstelsel. Daarbij betalen de werkenden de uitkeringen van het moment. Dat systeem komt echter steeds meer onder druk te staan aangezien de bevolkingssamenstelling door de vergrijzing aan het wijzigen is. Als door de vergrijzing het aantal mensen met een uitkering toeneemt terwijl het aantal arbeids-actieven vermindert, zullen die werkenden meer premie moeten opbrengen. Men probeert dat effect van de vergrijzing onder meer te bestrijden door verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd.
Vergrijzing maakt pensioenhervorming noodzakelijk
Om de problemen van de vergrijzing het hoofd te bieden en ons pensioenstelsel betaalbaar te houden, werd in 2011 door de sociale partners een zogenaamd pensioenakkoord gesloten. Dat pensioenakkoord moet een oplossing bieden voor een aantal grote problemen op lange termijn:
- de pensioenfondsen zijn steeds gevoeliger voor beleggingsrendementen en moeten schokbestendig worden;
- door die dekselse vergrijzing komen er niet alleen steeds minder jongeren op de arbeidsmarkt, er vallen ook steeds meer ouderen uit de boot. Iedereen is op termijn nodig om de zaak draaiende te houden;
- toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt moeten worden bestreden door een veel grotere inzet van oudere werknemers.
Het pensioenakkoord in grote lijnen
Het pensioenakkoord valt feitelijk uiteen in een aanpak op meerdere fronten:
- geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd, uiteindelijk in 2020 naar 66 jaar en naar verwachting naar 67 jaar in 2025; Een verdere verhoging, wellicht naar 68 jaar in 2030, wordt geenszins uitgesloten, maar besluitvorming daarover vindt later plaats;
- beheerd pensioenvermogen moet in de toekomst beter bestand zijn tegen schokken op de financiële markten, waarvan men aanneemt dat ze vaker zullen optreden. Omdat het aantal premiebetalers door de vergrijzing afneemt, zal het rendement op beleggingen een beduidend grotere rol gaan spelen en van meer gewicht zijn dan de premie-inleg.
- om te verhinderen dat een pensioenfonds in de problemen raakt door klappen op de aandelenmarkten, zullen deelnemers sneller worden geconfronteerd met kortingen. En meer risico bij beleggingen impliceert ook onzekerheid over de uiteindelijke pensioenuitkomst. Als een beoogde indexatie niet wordt gehaald zullen de fondsen dat dus tijdig naar hun deelnemers moeten communiceren.
- voor de toekomst zullen CAO's concrete voorstellen moeten bevatten die de posititie van de oudere werknemer moeten verbeteren. Zo mogen werkgevers die een 55-plusser contracteren al in 2012 rekenen op een zogenaamde mobiliteitsbonus. En oudere arbeidskrachten zullen meer dan voorheen worden bijgeschoold om hen beter in staat te stellen van functie of baan te veranderen.