Beleggen voor beginners: risicospreiding is wat telt
Aan elke belegging kleven risico's. Wat vooral telt bij beleggen is voldoende risicospreiding van je beleggingen. De uitdrukking "men moet niet al zijn eieren onder één kip leggen", gaat ook op bij financiële zaken. En bij spreiding moet je niet alleen aandacht besteden aan de risico’s, maar ook aan de liquiditeit.
Liquiditeit van beleggingen
Geld dat op een lopende rekening staat en waar je elke dag aan kan, is uiterst liquide maar biedt ook weinig opbrengst. Hoe langer men geld kan missen, hoe hoger de opbrengst. Maar wat die liquiditeit betreft moet men gelden niet langer vastzetten dan men het onder normale omstandigheden kan missen. Concreet houdt dat in:
- beleg een klein deel van je spaargeld zodanig dat je dat altijd kan opnemen zonder daarbij verlies te lijden. De gelden die je zo op korte termijn kan vrijmaken, dienen om onverwachte uitgaven te kunnen opvangen;
- een iets groter deel dien je zodanig te beleggen dat je er ook op korte termijn over kan beschikken, ook al zou dit met enig verlies gepaard gaan. Daaruit zou je dan eventueel wat grotere onvoorziene uitgaven kunnen bekostigen;
- alleen het spaardeel dat je zonder grote problemen kan missen, dien je te beleggen in objecten die je ingeval van nood eventueel met verlies liquide moet maken.
Risicospreiding bij beleggingen
Ten aanzien van de risico´s geldt het uitgangspunt dat het aantal risicodragende beleggingen in je portefeuille mag toenemen naarmate je belegd vermogen groter is. En risico is niet iets wat je bij beleggen per definitie moet mijden, maar je moet er wel rekening mee houden. Concreet betekent dit:
- houd een klein gedeelte van je kapitaal aan in risicoloze beleggingen zoals spaardeposito’s, obligaties en termijnrekeningen. Met de per 1 juli 2012 voorgenomen aanpassingen aan ons depositogarantiestelsel, kan men per persoon al € 100.000,= aan spaargeld met een gerust gevoel aan de bank toevertrouwen;
- een ander, groter deel van je portefeuille mag bestaan uit een risicoloze basis, aangevuld met meer risicodragende beleggingen. Denk daarbij aan beleggingsfondsen in aandelen, vastgoed of (buitenlandse) obligaties;
- de rest van je portefeuille kan desgewenst worden samengesteld uit individuele obligaties, aandelen, vastgoed en edelmetalen zoals goud en zilver.
Hoe bij het risicodragend deel van je portefeuille verdere spreiding realiseren?
Overigens moet men ook binnen het meer risicodragend gedeelte van een portefeuille altijd streven naar verdere spreiding. Enkele aanbevelingen in dit verband:
- zorg bij belegging in buitenlandse obligaties altijd voor voldoende diversificatie over de verschillende valutasoorten en debiteuren. Het resultaat van een obligatiebelegging wordt immers niet alleen bepaald door de rente die men krijgt, maar ook door de koersontwikkeling van de munt waarin die obligatie is uitgedrukt. Maar zelfs de beste analisten kunnen niet op voorhand voorspellen welke de beste combinatie is tussen rente en muntsoort: een sterke munt met een lage rente of een zwakke munt met een hoge rente. Om het risico dat men volledig verkeerd zit zoveel mogelijk uit te schakelen, doet men er goed aan om een obligatiebelegging over zoveel mogelijk valuta’s te verdelen;
- de ervaring over een grote reeks van jaren wijst uit dat aandelenbelegging, mits over een voldoend aantal ondernemingen gespreid, een betere opbrengst kent dan een belegging in obligaties. Maar de praktijk wijst ook uit dat een aantal van die aandelen uiteindelijk maar een schamel of zelfs een negatief rendement zal bieden. Om het risico van een verkeerde keuze te minimaliseren is het dus nodig om voldoende spreiding aan te brengen.