Spaarrente en de ECB - Hoe wordt de spaarrente bepaald?
Veel banken verstrekken een bepaalde vorm van rente op spaargeld: de spaarrente. De spaarrente is, afhankelijk van het percentage, een aantrekkelijke manier om met spaargeld meer geld te verdienen. Het geld staat immers op de bank zonder dat de consument daar iets voor hoeft te doen. Toch zijn de verscheidene spaarrentepercentages onderhevig aan herwaardering; de banken passen het telkens aan. Hoe zit de spaarrente in elkaar, en waar wordt het op gebaseerd?
Spaarrente
De spaarrente is een percentage van de gemiddelde hoeveelheid geld die wordt uitgekeerd na een bepaalde periode. In vrijwel alle gevallen is deze periode een
fiscaal jaar, die gelijk staat aan een
kalenderjaar. Deze rente wordt per dag berekend waardoor een gemiddelde hoeveelheid rente wordt opgebouwd. Het is daarom niet zo, dat een consument enkele dagen voor 31 december duizenden euro's op zijn spaarrekening kan zetten, om zo een grote hoeveelheid rente te ontvangen.
Voorbeeld
Bijvoorbeeld, op 1 januari 2016 heeft een persoon €598,- op zijn spaarrekening staan, waar hij 0,800% rente over ontvangt. Dit laat hij staan tot 1 januari 2017. Op 24 april verandert het rentepercentage naar 0,700% en op 6 november naar 0,600%. De berekening gaat dan als volgt:
Het bedrag wordt vermenigvuldigd met de
rentedecimaal (het rentepercentage gedeeld door 100). Daarna wordt dit bedrag gedeeld door 365, om zo de hoeveelheid rente per dag te krijgen. Vervolgens wordt dit bedrag vermenigvuldigd met de hoeveelheid dagen voor zolang het rentepercentage geldt. Dus van 1 januari tot 24 april (114 dagen) bouwt de persoon in kwestie een rente op volgens:
- ((€598 * (0,800/100)) / 365) * 114 = €1,49
Na 24 april wordt de berekening opnieuw uitgevoerd, maar de opgebouwde rente blijft staan. Wat de persoon opbouwt tussen 24 april en 6 november (196 dagen) wordt berekend volgens:
- ((€598 * (0,700/100) / 365) * 196 = €2,25 + €1,49 = €3,74
Tot slot de periode tussen 6 november en 31 december (55 dagen):
- ((€598 * (0,600/100) / 365) * 196 = €0,54 + €3,74 = €4,28
Dit is de berekening die Nederlandse banken aanhouden. Deze berekening (zonder de vermenigvuldiging met de hoeveelheid dagen) wordt elke nacht uitgevoerd, en die uitkomst wordt toegevoegd aan de opgebouwde rente. Hierdoor wordt een gemiddeld rentebedrag uitgerekend die op 1 januari van het volgende jaar wordt uitgekeerd. De formule is dan:
((Initieel bedrag * (spaarrentepercentage / 100))/365) * dagen dat geld op rekening staat met rentepercentage x
Bepaling van de spaarrente
Het spaargeld van consumenten gebruiken banken om leningen te verstrekken aan consumenten en banken, om projecten te financieren en om te beleggen. Dit wordt gedaan om, uiteindelijk, geld te verdienen. Een bank kan redenen hebben om de spaarrente te verlagen, of te verhogen. Wat het rentepercentage zal zijn, wordt vastgesteld door enkele factoren. De factoren zijn
- De Euribor-rente
- De depositorente
- Concurrentie
- De refirente
Depostio-rente
Elke bank in de Eurozone heeft een rekening bij de
Europese Centrale Bank (ECB). Al die banken hebben de mogelijkheid om spaargeld, dat bij die banken gestald staat, op te slaan op hun rekening bij de ECB. Hiervoor betalen banken een
negatieve spaarrente, ook wel de deposito-rente genoemd. De ECB beslist wat de depositorente is. Dit houdt in dat de banken de ECB moeten betalen om het spaargeld op te kunnen slaan. Dit is uiteraard geen gezonde optie voor een bank, omdat de deposito-rente immers de winst tenietdoet. Als de deposito-rente laag ligt, betekent dit dat banken heel goedkoop geld kunnen opslaan bij de ECB, waardoor ze minder kosten maken. Dit kan resulteren in een hogere spaarrente. Andersom geldt hetzelfde; indien de deposito-rente hoog ligt, zijn banken meer geld kwijt aan het opslaan van spaargeld wat een verlaging van de spaarrente kan betekenen.
Euribor-rente
Onderling hebben banken de mogelijkheid om geld aan elkaar uit te lenen. Net als bij consumenten wordt dan geld uitgeleend waarover rente moet worden betaald. Tussen banken noemt men deze rente de
euribor-rente. Deze rente wordt bepaald aan de hand van de
vraag en aanbod van dergelijke leningen. Indien de euribor-rente laag is (veel aanbod, weinig vraag), verdient een bank relatief weinig aan het uitlenen van spaargeld aan andere banken. Dit drijft de spaarrente omlaag. Daarentegen, indien de euribor-rente hoog ligt (veel vraag, weinig aanbod), kan een gegeven bank een lening verstrekken waarover meer rente moet worden betaald. Hierdoor komt er meer geld beschikbaar wat de spaarrente kan laten stijgen.
Concurrentie
In Nederland bieden alle bekende banken een spaarrekening met rente aan, wat onderling kan verschillen. Om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid spaarders niet gebukt gaat onder het aanbod van andere banken, passen de banken hun rentepercentage aan aan, onder meer, de
concurrentie (de andere banken). Als bij, bijvoorbeeld, de Rabobank de spaarrente 1,300% is, terwijl bij de ABN AMRO de spaarrente 2,400% is, dan zal Rabobank een grote hoeveelheid van haar klandizie zien overstappen naar de ABN AMRO, omdat daar het spaardersklimaat veel gunstiger is. Om dit te vermijden past de Rabobank, in dit geval, het rentepercentage aan om ervoor te zorgen dat haar spaarders blijven. Concurrentie speelt dus een rol bij het bepalen van het rentepercentage.
Refirente
Zoals consumenten in Nederland een lening kunnen afsluiten bij banken, kunnen banken dat ook onderling doen. Dit hoeft, daarentegen, niet per definitie tussen twee particuliere banken te gebeuren. Een particuliere bank heeft ook de optie om een lening af te sluiten bij de Europese Centrale Bank. Als een bank het besluit neemt om een lening af te sluiten bij de ECB, dan zal over dat bedrag
refirente moeten worden betaald. Deze rente wordt doorgaans bepaald door de ECB zelf, en eventuele verhogingen daarvan worden aangekondigd in de maandelijkse persconferentie. Als de refirente hoog ligt, dan moet een bank veel rente betalen over het geleende bedrag. Hierdoor zoeken banken naar een gezonder alternatief. Een zo'n alternatief is het spaargeld van particulieren; bij een hoge refirente stijgt de vraag naar spaargeld enorm. Dit is namelijk op de lange termijn goedkoper, omdat de hoeveelheid rente die wordt betaald over het geleende geld van de ECB veel hoger is dan het uitkeren van spaarrente. Om toegang te krijgen tot meer spaargeld besluit een bank om de spaarrente te verhogen. Dit is heel aantrekkelijk voor spaarders, die dan hun spaargeld op een spaarrekening zetten. Ook in het geval van de refirente is het omgekeerde waar: indien de refirente zeer laag ligt, kunnen banken voor zeer goedkoop geld lenen, waardoor de behoefte aan spaarders daalt. Hierdoor daalt ook de spaarrente, om de hoeveelheid uitgekeerde spaarrente te verminderen, zodat banken het maximale kunnen besparen.
Sparen en inflatie
Inflatie is het stijgen van het prijspeil vanwege de devaluering van geld. Deze devaluatie wordt uitgedrukt in een gemiddeld percentage, per maand of per jaar.
Een voorbeeld: Gemiddeld is de inflatie in 2013 2,3%. Indien een persoon een televisie koopt in 2013, betaalt hij hier €1000,- voor. Indien hij dezelfde televisie het jaar daarop, in 2014, weer ziet staan, is de prijs veranderd: €1023,-.
Met de €1000,- die de persoon in kwestie heeft, kon hij in 2013 wel de televisie kopen. In 2014, daarentegen, steeg het prijspeil, waardoor zijn geld minder waard werd. Dit is inflatie; prijspeilstijging, waardoor het geld in waarde daalt.
Dit is een bekend probleem bij serieuze spaarders. De spaarrente moet boven de inflatie uitkomen als er een rendement moet worden gemaakt. Indien de spaarrente onder de inflatie ligt, daalt de waarde van het spaargeld
met het uitgekeerde spaarrentebedrag. In dat geval is de hele bedoeling van het sparen tenietgedaan; de consument verdient geen geld aan sparen en het gespaarde bedrag daalt in waarde. Om dit effect tegen te gaan, kunnen spaarders bepaalde acties ondernemen: het gespaarde geld uitgeven, beleggen of laten staan op de spaarrekening. Uiteindelijk is het aan de spaarder zelf welke actie hij onderneemt.