Zelf sparen voor pensioen
Wie voor een werkgever werkt heeft vaak een goede pensioenregeling. Maar soms is dit niet het geval. De werkgever heeft geen pensioenregeling of je werkt als freelancer/ ZZP-er, hebt je eigen bedrijf of werkt helemaal niet. Je kan dan voor je eigen pensioen sparen. Elk jaar mag en een bepaald bedrag belastingvrij opzij gezet worden om te sparen voor het pensioen. De pensioenpremie mag je aftrekken van je bruto inkomsten. Hierdoor betaal je minder inkomstenbelasting. Je kan kiezen tussen sparen bij een bank of een verzekeraar.
Pensioenregeling bij de werkgever
De meeste werkgevers bieden een pensioenregeling aan. Deze is verplicht. Je betaald iedere maand pensioenpremie en spaart daarmee een bedrag bij elkaar. Ook de werkgever betaald een gedeelte mee. Wanneer je met pensioen gaat komt het geld vrij en ben je verplicht hier een pensioenuitkering mee te kopen. Een pensioen dat op deze manier wordt opgebouwd wordt ook wel de tweede pijler oftewel het aanvullende pensioen genoemd.
AOW: eerste pijler
In Nederland kennen we ook het AOW (algemene ouderdomswet): de eerste pijler wat betreft het pensioen. Dit is het basispensioen dat geregeld wordt door de staat. Met behulp van de AOW kunnen gepensioneerden zich voorzien in hu basisbehoeften zonder dat er sprake hoeft te zijn van armoede. Het is in Nederland beter geregeld dan in bijvoorbeeld Amerika, waar de pensioenen veel slechter zijn en ook de Amerikaanse AOW-uitkeringen zijn soberder. Maar het kan ook de andere kant op: in sommige landen is de AOW zo goed geregeld dat de pensioenregeling via de werkgever (de tweede pijler) een minder grote rol speelt.
Vrijwillig pensioen opbouwen
Wie geen pensioenregeling via de werkgever heeft kan ervoor kiezen om zelf een pensioen op te bouwen. Dit heet ook wel de derde pijler en is op vrijwillige basis. Er zijn een aantal redenen om voor deze vorm van pensioenopbouw te kiezen:
- Je krijgt te maken met een pensioengat: je krijgt op pensioenleeftijd minder dan 70 procent van je laatst verdiende loon.
- Je bouwt geen pensioen op omdat je werkgever geen pensioenregeling heeft.
- Je bent zelfstandige/ ZZP-er/ freelancer.
- Je bent werkloos.
- Je verblijft in het buitenland of hebt in het buitenland gewoond: voor ieder jaar dat je buiten Nederland woont krijg je 2% minder AOW.
- Je wil eerder stoppen met werken.
- (Wettelijke) verandering in de pensioenregeling.
- Een echtscheiding.
- Je hebt verschillende pensioenverzekeraars met allemaal een klein pensioen opgebouwd (er dreigt pensioentekort).
Wat de reden ook is, het opbouwen van een vrijwillig pensioen voorkomt dat er straks een pensioengat ontstaat of een pensioentekort.
Lijfrente, levensverzekeringen, pensioensparen, banksparen
Er zijn verschillende methoden om vrijwillig pensioen op te bouwen:
Lijfrente
Deze bestaat uit twee verzekeringen: een in de opbouwfase waarin kapitaal wordt opgebouwd en een in de afbouwfase waarin het kapitaal wordt uitgekeerd. Er wordt maandelijks (lijfrenteverzekering) of eenmalig (koopsompolis) een bedrag betaald in de vorm van premie. De verzekeraar belegt dit geld om er winst uit te halen. Wanneer de lijfrenteverzekering na een bepaalde periode afloopt kan van dat bedrag een lijfrente aangekocht worden. De lijfrente wordt maandelijks of jaarlijks uitgekeerd over een bepaalde of onbepaalde periode. Lijfrente komt veel voor in Nederland.
Levensverzekering
Hoewel lijfrente een vorm van levensverzekering is zijn er ook nog andere levensverzekeringen. Zo kan er een levensverzekering worden afgesloten bij de koop van een woning: een hypotheekverstrekker verplicht dit vaak. Een levensverzekering keert uit bij overlijden (In België ook wel overlijdensverzekering) van de verzekerde maar kan ook uitkeren wanneer de verzekerde op een bepaalde datum nog in leven is. Een combinatie van beiden is ook mogelijk. De uitkering kan eenmalig zijn maar ook periodiek.
Pensioensparen of banksparen
Pensioensparen wordt ook wel banksparen genoemd. Er zit een fiscaal voordeel aan omdat de belastingdienst vindt dat iedereen voor zijn pensioen moet kunnen sparen. Het gespaarde bedrag moet op een bankspaarrekening gezet worden en er kan niet meer aangekomen worden tot aan het pensioen. Het bedrag dat gespaard wordt is onbelast en mag van de inkomstenbelasting worden afgetrokken. Ook telt het saldo op de spaarbankrekening niet mee bij de aangifte in box 3 (vermogen). Er hoeft dan ook geen vermogensrendemtsheffing over betaald te worden. Bij het bereiken van de pensioenleeftijd wordt het gespaarde bedrag periodiek uitgekeerd, hierover moet dan wel inkomstenbelasting betaald worden. Wanneer het saldo op is wordt er niets meer uitgekeerd. Banksparen mag alleen wanneer er een dreigend tekort in het pensioen ontstaat, wat in deze tijden vaak wel het geval is. Om te kijken of je hiervoor in aanmerking komt kan je een jaarruimte berekening maken. Er is sprake van een maximaal jaarlijks te storten bedrag (jaarruimte). In 2013 bedraagt de jaarruimte maximaal 27.618 euro. Pensioensparen is eigenlijk de tegenhanger van de pensioenverzekering.
Welke kiezen?
Het is moeilijk om te zeggen welke vorm van pensioenopbouw de beste is. Dit hangt geheel af van de persoonlijke situatie: inkomen, leeftijd, partner meeverzekeren, koopwoning, opbouw verplichte pensioen I(tweede pijler) en het gewenste uit te keren bedrag bij pensioenleeftijd. Er is daarnaast ook nog een andere vorm om pensioen op te bouwen: zelf sparen via een spaarrekening, beleggersrekening of zelfs via een koopwoning. Dit wordt ook wel de vierde pijler genoemd. Het voordeel van deze laatste pijler is dat er bij uitkering aan jezelf geen inkomstenbelasting betaald hoeft te worden. Er is tenslotte al vermogensbelasting over betaald.