mijn kijk opGepensioneerde 65-plussers opnieuw in financiële tang
De babyboomers moeten meebetalen aan het economisch herstel. Bovendien is de rente dusdanig laag dat hun pensioenen niet worden geïndexeerd en veel ouderen dus koopkracht verliezen. Terwijl zij na meer dan 45 arbeidsjaren van dit pensioen willen genieten waarvoor ze een leven lang hard hebben gewerkt en gespaard. Het is zoiets als achteraf horen dat je de sportwedstrijd die je eerlijk hebt gewonnen alsnog verliest, omdat de spelregels met terugwerkende kracht zijn gewijzigd.
Babyboomers alleen maar geprofiteerd
Een veel gehoorde stelling is dat babyboomers (geboren tussen 1945 en 1950) heel veel hebben geprofiteerd van de welvaart en daarom best een extra steentje mogen bijdragen aan het herstel van de economie. Helaas is deze stelling slechts een halve waarheid, want deze groep ouderen heeft weliswaar geprofiteerd, maar met bloed zweet en tranen minstens evenveel bijgedragen aan diezelfde welvaart, die menige jongere in de schoot is geworpen.
Geboren tussen 1945 en 1948
Als je in deze jaren geboren bent maakte je deel uit van de toenmalige geboortegolf die een reactie op de beëindiging van de tweede wereldoorlog was. De hoeveelheid kleine kinderen was dermate groot en onverwacht, dat er van alles te kort was. Scholen moesten noodgebouwen plaatsen en leraren waren er ook onvoldoende, zodat de klassen 40 leerlingen bevatten. Hoezo welvaart?
Kindertijd
Speelgoed konden je ouders amper betalen. Je kleren waren zelden nieuw, omdat je ze van een ouder broertje of zusje mocht opdragen. Het eten was saai en de “boterham met tevredenheid” oftewel zonder beleg, kwam veel voor. Een keer per week een balletje gehakt was het vlees. Sinasappelen en andere vitamine-C leveranciers waren er nauwelijks. Een kamer deelde je met minstens een broertje of zusje. Op school zat je met 40 anderen in een noodlokaal en de meester rookte in de klas, omdat nog niemand wist dat tabaksrook schadelijk was. Je ouders hadden geen telefoon, geen auto, geen wasmachine en geen koelkast (met frisdrank). En de wekelijkse wasbeurt deed je vrijdags in het badhuis omdat ze thuis tot minstens 1965 geen warmwater hadden.
Aan het werk in 1960
De werkweek was voor iedereen 48 uur, inclusief zaterdag ochtend. Van ARBO had men nog niet gehoord, zodat het werk vaak ongezond was. Per jaar niet meer dan 2 weken vakantie en 2 snipperdagen. En omdat je jonger dan 18 jaar was nog 3 zogenaamde jeugddagen. Circa 1963 trad een enorme verbetering op want de werkweek werd "slechts " 45 uur, namelijk vijf dagen van 9 uur. Zodat er op de zaterdagochtend niet langer gewerkt hoefde te worden.
Kostgeld
Je ouders hadden het krap en moesten maar zien dat ze de eindjes aan elkaar konden knopen. Je wekelijkse salaris moest je dan ook voor minstens ¾ afstaan aan je ouders zodat die het ook wat ruimer hadden.
Militaire dienstplicht
Als gezonde jongeman van circa 18-20 jaar moest je minsten 18 maanden onder dienst en werd je tot soldaat gedrild. Had je een grote mond dan werd je opgesloten. Vergoeding ruim één gulden per dag, net genoeg voor koffie en een gevulde koek.
Trouwen en woningnood
Er waren te veel jongeren van begin 20 jaar en te weinig woningen. Het gevolg was dat jonggetrouwden op een wachtlijst van enkele jaren terecht kwamen eerdat ze een huurwoning toegewezen kregen. Tot die tijd kon je hopelijk inwonen op een zolderverdieping bij je schoonouders, of nog erger bij wildvreemden, die het ook niet voor niets deden.
Hoezo heeft de generatie babyboomers geen extra steentje aan de economie bijgedragen?!
Lees verder