De geschiedenis van de gulden
Tegenwoordig is het heel erg gewoon om met geld te betalen. Vroeger was dit niet het geval, er was toen vooral sprake van ruilhandel. Toch kent geld al een lange geschiedenis. De geschiedenis van de gulden, de munt die we voor de euro hadden, begint al in de veertiende eeuw.
Geschiedenis van 1300-1600
De gulden kent een lange geschiedenis, die al begint in de veertiende eeuw. Eerder werd in Florence al de fiorino d’oro gemaakt, die rond 1300 in heel West-Europa was doorgedrongen. In Nederland werd door Jan III van Brabant de eerste gulden geslagen in 1325. Deze munt was van goud, en had een lelie-motief. Op de voorkant stond een afbeelding van Johannes de Doper. Dit was afgekeken van de Florentijnse gulden uit Italië. Deze munt heette florenus, dit is Latijns voor lelie. Dit lijkt natuurlijk erg op de naam die de gulden later krijgt; florijn. De gulden werd vooral in de eerste helft van de veertiende eeuw in Nederland veel gebruikt.
Ongeveer 50 jaar later werd de gulden geïntroduceerd in Holland. Ze zagen de Rijnse Gulden, die in het gebied naast de Rijn geslagen werd, als voorbeeld voor deze munt. In de periodes daarna kwamen er telkens andere munten in omloop, bijvoorbeeld de Sint Andriesgulden in 1466. De gouden Karolusgulden werd in 1521 ingevoerd door Karel V, en ruim 20 jaar later werd de gouden munt vervangen door een zilveren. Dit werd voortaan de belangrijkste munt van Nederland, hoewel alle andere munten gewoon een geldig betaalmiddel bleven. Omdat er nogal wat verwarring kon ontstaan over de waarde van elke munt werden er zelfs boekjes gemaakt waarin precies beschreven stond hoeveel elke munt waard was. Dit was echter niet stabiel, de waarde van de munten hingen af van de waarde van bepaalde edelmetalen. Het was dus verstandig om te betalen met munten van een metaal waarvan de waarde was gedaald ten opzichte van een ander. Ook was er een verschil in de kwaliteit van de munten, ze waren niet allemaal even egaal of versleten. Zodra men doorhad dat ze net zoveel kon kopen met zwaar versleten munten als met mooie munten, hielden ze natuurlijk de mooie munten in hun zakken. Hierdoor gingen de goede munten uit de circulatie, en werden die munten weer verdrongen door nog slechtere munten, enzovoort.
Geschiedenis van 1600-1980
In 1680 werd er een nieuwe munt gedrukt, met de afbeelding van de Nederlandse Maagd erop. Vlak daarna werd deze munt de kern van het muntstelsel in de Nederlanden.
In de zuidelijke Nederlanden werd in de periode 1795-1814 de gulden vervangen door de Frank. Dit is een gevolg van de Franse Revolutie, die uiteindelijk ook was doorgedrongen in Holland. In 1814 werd de Nederlandsche Bank opgericht, en in hetzelfde jaar is ook het eerste bankbiljet van 1000 gulden gedrukt.
Twee jaar later werd het decimale stelsel ingevoerd, en werd één gulden honderd centen waard. Omdat het nieuw was voor de bevolking, stond er op elke gulden 100c om het nog eens aan te geven. Ook werd er een nieuwe munt geslagen, met de afbeelding van Willem I erop.
In de periode daarna werd de zogenoemde ‘dubbele standaard’ gehanteerd. Dit betekent dat de waarde van de gulden gekoppeld werd aan de waarde van het zilver en goud. Na 1847 hanteerde Nederland alleen nog de zilveren standaard, en vanaf 1873 alleen nog de gouden standaard. Dit hield in dat de waarde van de gulden niet meer van zilver en goud afhing, maar van één van de twee.
Vanaf 1839 werd de rijksdaalder ingevoerd. Deze had een waarde van 2,5 gulden. In 1860 werd er een nieuwe serie bankbiljetten ingevoerd. In dat jaar werden ook het geeltje en de rooie rug geïntroduceerd. Het geeltje was 25 gulden waard, en de rooie rug wel 1000 gulden. Het rare is, dat pas in 1904 het tientje ingevoerd werd. Deze is, zoals het woord zelf al zegt, 10 gulden waard. De mensen hadden toen dus alleen maar muntgeld om kleine bedragen mee te betalen, en voor de grote bedragen hadden ze briefgeld.
In 1942 werd de zilveren gulden ongeldig verklaard, en vervangen door muntbiljetten. Dit woord klinkt misschien wat raar, maar het komt neer op gewoon briefgeld. 12 jaar later werd de zilveren gulden weer opnieuw ingevoerd, maar het muntje was iets kleiner geworden. Waarschijnlijk komt dit omdat de prijs van zilver heel hoog was op dat moment. Dit verklaart dan ook dat in 1968 de zilveren gulden werd vervangen door de nikkelen gulden.
Een paar jaar later werd de ‘slang’ ingevoerd in Europa. Dit was een wisselkoerssysteem dat ervoor zorgde dat de koersen van de verschillende munten niet te ver van elkaar af zouden wijken. Dit resulteerde in 1979 in het Europees Monetair Stelsel (EMS). Dit was een initiatief van Frankrijk en Duitsland. De leden van dit stelsel maakten onderling afspraken over het fluctueren van de koersen van hun munteenheden. De sterkere munten mochten maar 2,25 procent fluctueren, voor de zwakkere munten was dit wat milder: 6 procent.
Geschiedenis van 1980-heden
In 1980 werd prinses Beatrix koningin van Nederland, en in 1982 werden de eerste Beatrix-guldens uitgegeven. Voor het eerst sinds 1816 staat hier het wapen van Nederland niet meer op.
In 1992 werd het Verdrag van Maastricht ondertekend. Dit hield in dat de Europese Gemeenschappen, bestaande uit het Euratom, de EGKS en de Europese Gemeenschap, samengevoegd zouden worden tot de Europese Unie. Hierin stond ook dat de groep landen een EMU (Economische en Monetaire Unie) zou worden in de toekomst, met één gezamenlijke munteenheid: de euro. De landen die dit verdrag ondertekenden waren Nederland, België, Duitsland, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Griekenland, Spanje, Portugal en Groot-Brittannië. Het lidmaatschap van de Britse Pond duurt echter niet lang, in 1992 vindt de eerste grote crisis van het EMS plaats, en de Britse Pond verlaat het stelsel. Een jaar later vindt de tweede grote crisis plaats, en valt het stelsel bijna uiteen.
In 1998 besluiten een aantal Europese regeringsleiders dat de gulden, samen met nog tien andere munteenheden, in aanmerking komen voor vervanging door de euro, en een jaar later gebeurt dit giraal ook. Pas in 2002 wordt de gulden helemaal vervangen door de euro.
Tot vier weken nadat de euro officieel was ingevoerd, was de gulden nog een geldig betaalmiddel, daarna niet meer. Tot 1 januari 2007 konden guldenmunten nog worden ingewisseld voor euro’s, maar bankbiljetten kunnen nog tot 2032 ingewisseld worden.
De koopkracht was vroeger veel hoger dan nu. Neem bijvoorbeeld de Karolusgulden, deze munt bevat 1.7 gram aan goud, en zou nu 36 gulden waard zijn. Dat leidde er dus toe dat de lonen in de zestiende eeuw veel lager waren. Een voorbeeld is het dagloon van een timmerman, dat was zes stuivers. Dat klinkt heel weinig, maar eigenlijk was het erg veel.
Lees verder