Geschiedenis van belastingen
Iedereen moet belasting betalen. Het is een van de weinige dingen in het leven waarvan je zeker weet dat je het moet doen. Maar sinds wanneer worden belastingen geheven en zijn de soorten belasting altijd hetzelfde geweest? Wat is nu eigenlijk de geschiedenis van belastingen? De mensen moeten al duizenden jaren belasting betalen. Waar de belasting op geheven werd verschilt per periode. Soms op eerste levensbehoeften, soms op het bezit van goederen of land.
Het Romeinse Rijk
Tot aan ongeveer de middeleeuwen was een deel van Nederland onderdeel van het Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk omvatte Nederland tot aan de rivier de Rijn. Tijdens het Romeinse Rijk werd er voornamelijk belasting op grondbezit geheven. Wanneer de Romeinen een nieuw stuk land hadden overwonnen, werden de bewoners verplicht om grondbelasting af te dragen aan de Romeinen. De Romeinen noemden deze grondbelasting Tributum soli. De grondbelasting werd voornamelijk gebruikt om forten en wegen aan te leggen. Alleen de overwonnen bewoners moesten grondbelasting betalen. De Romeinen zelf hoefden geen grondbelasting te betalen.
Om ervoor te zorgen dat alle inwoners belasting betaalden, was het nodig om te weten wie de bewoners van het Romeinse Rijk waren. Hiervoor liet de Romeinse keizer Augustus (63 v Chr – 14 n. Chr) een bevolkingsregister aanleggen. Ook liet hij regelmatig een volkstelling (census) uitvoeren.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen was Nederland een deel van het Frankische rijk. Karel de Grote had het rijk opgedeeld in verschillende gouwen, oftewel graafschappen. Deze graafschappen werden ieder bestuurd door een graaf. De graaf moest weer verantwoording afleggen aan de Duitse Keizer.
Wanneer de keizer geld nodig had, bijvoorbeeld voor een huwelijksfeest, de bouw van een kasteel of een andere eenmalige uitgave, werd er geld aan de verschillende graven gevraagd. De Keizer vroeg dan een zogenaamde ‘bede’. Wanneer de graven zo’n bede van de keizer kregen, inden zij belasting bij hun onderdanen. Op deze manier konden zij aan de bede van de keizer voldoen.
Na verloop van tijd werden deze beden regelmatiger gevraagd en kreeg dit een terugkerend karakter. De inkomsten van de bede werd een vast inkomen voor de heersers. Hiermee werd onder andere oorlog gevoerd of het werd gebruikt voor de betaling van de hofhouding. Voor de graven was het innen van grondbelasting het meest eenvoudig. De boeren betaalden deze grondbelasting in natura, in vlees, goederen of groente.
Vanaf de 12e eeuw gingen ook de steden belastingen innen. Omdat het voor de steden niet logisch is om in de steden grondbelastingen te innen, werd een andersoortige belasting bedacht, de belasting of accijns op levensmiddelen. Ook werd de tol bedacht, om een brug over te steken of een weg te mogen gebruiken moest betaald worden. Ook het gebruik van de markt als marktkoopman werd belast.
Van het door de steden geïnde geld moest een deel afgedragen worden aan de heerser, de rest van het geld kon gebruikt worden voor het verbeteren en het onderhouden van de stad. De stadsmuur kon aangelegd of onderhouden worden, de straten konden worden onderhouden en ook de veiligheid kon worden verbeterd, bijvoorbeeld door het inhuren van nachtwakers.
Onder Spanje
In de 16e eeuw had koning Philips II van Spanje Nederland ingelijfd. Koning Philips II had verschillende plannen voor Nederland, waar Nederland geen genoegen mee nam. Om de opstanden neer te slaan, stuurde Philips II in 1566 10.000 soldaten onder bevel van Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva naar Nederland die in 1567 aankwam.
In 1569 had Alva het plan opgevat om belastingen te heffen in Nederland om hiermee zijn eigen bezettingsleger te financieren:
- De Honderdste Penning: Iedereen moest eenmalig 1% van de waarde van alle roerende en onroerende goederen betalen die hij in zijn bezit had.
- De Twintigste Penning: Iedereen moest 5% van de waarde van de verkoopprijs van onroerende goederen betalen bij de verkoop hiervan.
- De Tiende Penning: Iedereen moest 10% van de waarde van de verkoopprijs van roerende goederen betalen bij verkoop.
Vooral de Tiende Penning zorgde voor veel weerstand in de Nederlanden. De Nederlanden waren woest om dit plan en verzetten zich hiertegen. Het invoeren van dit plan leidde tot het begin van de opstand tegen Spanje, die later de 80 jarige oorlog tegen de Spanjaarden zou worden.
De Tiende Penning is nooit geheven. De steden hebben deze belasting afgekocht en deze nooit op deze manier doorgevoerd naar de burgers toe.
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
In 1579 werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden opgericht. Nederland had vele schepen op zee en de handel floreerde goed. De Nederlandse koopvaardijschepen (de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC) bevoeren alle zeeën en dreven handel met de hele wereld. Nederland werd een rijk land.
De schepen moesten wel met veel vijanden rekening houden. Niet alleen de Spanjaarden, als vijand van Nederland, maar ook piraten en zeerovers maakten de zeeën voor de Nederlandse schepen onveilig. Het was mogelijk voor schepen om een konvooi mee te krijgen. Deze militaire schepen sloegen dan de aanvallen af. Om een konvooi met een schip mee te krijgen moesten de koopvaarders en de visser konvooigeld betalen aan de admiraliteit.
Daarnaast moesten ook in- en uitvoerrechten betaald worden. Dit zogenaamde licentiegeld moest betaald worden wanneer er handel gedreven werd met een vijand van Nederland.
Lokaal werden ook verschillende belastingen verzonnen. Elke regio mocht zijn eigen belastingregels verzinnen en uitvoeren. De voornaamste belastingen werden geheven op eerste levensmiddelen (accijnzen). Dit was niet echt een eerlijk stelsel omdat iedereen eerste levensmiddelen zoals voedsel moest kopen. De rijken betaalden net zoveel als de arme mensen.
De Frans-Bataafse tijd
In 1795 begon de Franse tijd. Het was het einde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het begin van het Koninkrijk der Nederlanden. Een van de effecten daarvan was dat Nederland een eenheid werd. Dit betekende ook dat alle lokale verzonnen belastingen nu veranderd moesten worden en er een eenheid in belastingen moest komen. In 1806 voerde Alexander Gogel als minister van Financiën een stelsel van algemene belastingen in.
De oneerlijke belastingen, de accijnzen, werden afgeschaft. De belastingen moesten meer naar draagkracht worden betaald, de rijken meer belasting, de armen minder. De rijkdom van iemand werd afgemeten aan bijvoorbeeld het aantal dienstboden wat iemand in dienst had, of het aantal ramen wat een huis bezat. Leuk detail is dat door deze vensterbelasting vele ramen werden dichtgemetseld. Dit is bij sommige huizen nog steeds goed te zien, de ramen werden dichtgemetseld, maar de raamdorpel is nog steeds zichtbaar. Ook werden in het begin van de 19e eeuw luxe goederen extra belast.
Moderne tijd
De belastingen worden steeds meer naar draagkracht geïnd. In 1914 wordt de eerste vorm van inkomstenbelasting geheven.
De Nederlandse overheid heeft steeds meer taken erbij gekregen. Hierdoor is er ook meer geld nodig. Na de tweede wereldoorlog zijn er verschillende andere soorten bijgekomen. Denk aan de loonbelasting in 1964 en de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting in 1969.