Spaarloonregeling vervalt
18 Jaar na de invoering ging op 1 januari 2012 een streep door de spaarloonregeling. Vanaf die datum kon men niet meer inleggen op de fiscaalvriendelijke spaarregeling en deelnemers konden hun totale spaartegoed dan vrij opnemen. In 2013 bracht het kabinet de spaarloonregeling en de levensloopregeling onder in een zogenaamde vitaliteitsregeling.
Wat is de spaarloonregeling?
De spaarloonregeling was een fiscaal aantrekkelijke vorm van
sparen voor werknemers. Jaarlijks mochten die een vast bedrag (momenteel € 613,-) van hun
loon belastingvrij sparen. De ingelegde bedragen moesten minimaal 4 jaar op een geblokkeerde spaarrekening blijven staan, daarna mochten ze vrij worden opgenomen. Aangezien men in 2011 voor het laatst mocht inleggen, viel in 2015 dus de laatste spaarinleg van € 613,- vrij.
Kan men spaarloon eerder opnemen?
In beginsel kwam de inleg op een spaarloonrekening eerst na 4 jaar vrij ter beschikking van de deelnemer. Maar er bestonden wel een aantal “erkende bestedingsdoeleinden” die voortijdige opname toelieten met behoud van de fiscale voordelen:
Wilde men van een van deze opnamemogelijkheden gebruik maken, dan moest het betrokken bestedingsdoel door de werkgever wel met zoveel woorden genoemd zijn in de spaarregeling van het bedrijf.
Waarom was spaarloon zo’n succes?
De spaarregeling, in 1994 door de toenmalige PVDA’er Willem Vermeend geïntroduceerd en ook wel omschreven als “de leukste belastingwet ooit”, was immens populair bij werkend Nederland. Eindelijk konden ook werknemers met een bescheiden inkomen geld opzij leggen. Eind 2010 hadden pakweg 4 miljoen werknemers niet minder dan 2,8 miljard euro op een spaarloonrekening uitstaan. En werkgevers gebruikten de regeling bij loononderhandelingen graag als compensatie voor afspraken voor loonmatiging.
Waarom stopte dan de spaarloonregeling?
Door de spaarloonregeling liep de overheid jaarlijks vele honderden miljoenen belastinggeld mis. De gelden die vrijvielen door het stoppen van de spaarloonregeling, wilde het kabinet Rutte aanwenden voor het stimuleren van de woningmarkt. Meer concreet door een verlaging van de overdrachtsbelasting van 6 naar 2%. Het geld werd dus gebruikt om de huizenmarkt een impuls te geven, maar werknemers betaalden het gelag.
Wat kwam er in de plaats van spaarloon?
Het kabinet wilde de vervallen spaarloonregeling en de levensloopregeling op laten gaan in één zogenaamde “vitaliteitsregeling”. Met bedoelde regeling konden werknemers vanaf 2013 een financiële buffer aanleggen voor:
- scholing en opleiding;
- het starten van een eigen onderneming;
- demotie: de werknemer doet bewust een stapje terug, het tegengestelde van promotie derhalve;
- deeltijdpensioen.
Wat is de vitaliteitsregeling?
Begin juli 2011 introduceerde minister Kamp de al eerder aangekondigde vitaliteitsregeling. Die kwam in de plaats van het vervallen spaarloon en de levensloopregeling. Hoewel de exacte kenmerken van de nieuwe regeling pas op Prinsjesdag dat jaar gepresenteerd werden, waren de belangrijkste punten daaruit al eerder bekend.
De coalitiepartners CDA en VVD waren van mening waren dat de toenmalige levensloopregeling te veel werd ingezet voor de financiering van vervroegde-uittredingsregelingen. Daarom kon de beoogde vitaliteitsregeling niet meer voor dát doel worden aangewend. Sommigen zagen de vitaliteitsregeling dan ook als een kloon van de levensloopregeling. Maar dan zonder de optie om het geld eventueel te gebruiken om eerder te stoppen met werken. Feitelijk is de vitatileitsregeling een pakket aan fiscale en andere maatregelen die werknemers zo lang mogelijk aan het werk moeten houden.
Sparen met belastingvoordeel: niet in 2012
Omdat de ingangsdatum van de vitaliteitsregeling was gesteld op 1 januari 2013 terwijl de spaarloonregeling al stopte op 1 jnuari 2012, hadden werknemers in 2012 geen mogelijkheid om te sparen met belastingvoordeel. Het kabinet ging niet in op een verzoek van de FNV om de vitaliteitsregeling daarom al per 1 januari 2012 in te laten gaan. Volgens het ministerie was een vervroeging van de ingangsdatum technisch niet haalbaar voor de Belastingdienst.