Zekerheden bij consumptief krediet
Vestiging van een zekerheidsrecht heeft als doel het kredietrisico van de kredietgever te beperken. Er zijn daarbij persoonlijke en zakelijke zekerheden.
Persoonlijke zekerheden:
zekerheden waarmee de kredietgever nog één of meer personen kan aanspreken als niet aan de verplichtingen wordt voldaan. Onder te verdelen in:
- borgtocht. De borg staat voor een bepaald bedrag in voor de verplichtingen van de kredietnemer, via opgestelde akte, voorzien van zijn goedschrift (eigenhandige bevestiging). Als de borg gehuwd is, is toestemming nodig van de echtgenoot. De borg kan pas worden aangesproken als vaststaat dat de kredietnemer niet betaalt. Een borg kan o.b.v. de borgakte het bedrag terugclaimen.
- garantie: belofte van een persoon (garantsteller of garant) om de schuld van de kredietnemer te betalen op het eerste verzoek van de kredietgever. Niet automatisch een vordering: alleen met contragarantie. Kredietgever kan garantie sneller aanspreken dan een borgtocht.
- hoofdelijke aansprakelijkheid: een persoon verbindt zich naast een kredietnemer tegenover kredietgever om de schuld te voldoen alsof het zijn eigen schuld is. Veel bij samenwonenden, automatisch bij gehuwden (in gemeenschap van goederen) en gereg.partnerschap. Elke van de kredietnemers voor de gehele schuld.
Zakelijke zekerheden:
recht om, als niet wordt betaald, de tot zekerheid meeverbonden zaak te verkopen en zich op de opbrengst te verhalen. Is beperkt voor kredieten onder WCK:
| Pandrecht | Hypotheekrecht |
Kredietgever | Pandhouder | Hypotheekhouder |
Kredietnemer | Pandgever | Hypotheekgever |
Zowel pandhouder als hypotheekhouder hebben recht op parate executie.
Vuistpandrecht
De betreffende zaak moet in de macht van de pandhouder worden gebracht. Bij kredietgever in kluis, pandgever blijft wel eigenaar. Schriftelijk via onderhandse of notariële akte. Bij verzuim kan pandhouder zaak onderhands of openbaar verkopen.
Artikel 18: tegoed op spaarrekening i(ook effecten) s automatisch verpand aan roodstand op betaalrekening. Nadeel is dat pandgever mogelijkheid kwijtraakt om zaak te gebruiken (auto is lastig). Daarom vuistloos als optie.
Vuistloos pandrecht
Het verpande blijft in de macht van de pandgever. Schriftelijk via notaris, onderhands via Belastingdienst (dagtekening staat vast; er staat dat op die dag de akte heeft bestaan; goedkoper). Stil pandrecht: bij vordering op naam blijft mededeling aan bank achterwege, pas als kredietnemer in gebreke blijft wordt bank over pandrecht ingelicht. Ook toekomstige vorderingen kunnen worden verpand. Kredietgever wijst zichzelf vaak aan als 1e begunstigde.
Hypotheekrecht
Zakelijk recht om een vordering met voorrang te verhalen op de opbrengst van een registergoed. Openbare registers met:
- onroerende zaken
- te boek gestelde schepen
- te boek gestelde vliegtuigen
- bepaalde recht zoals recht van erfpacht, appartementsrecht of hypotheekrecht.
Hypotheekrecht blijft op registergoed bestaan zolang hypotheekhouder niet verkoopt of zolang hypotheek niet geroyeerd is. Het is een accessoir reccht (afhankelijk recht), kan niet zelfstandig bestaan en is gekoppeld aan een vordering. Wordt gevestigd met notariële akte. Kredietgever = hypotheeknemer of –houder: krijgt nl. hypotheekrecht. Stappen:
- waardebepaling (soms)
- verstrekken van kerngegevens
- notaris: kadastraal uittreksel
- notaris: hypothecair uittreksel
- notaris: conceptakte
- notaris: passeren
- notaris: inschrijven in hypotheekregister (na controle bewaarder). Dan is ook pas hypotheek rechtsgeldig.
- Kredietgever krijgt copy met door notaris toegevoegd “voor gezien” in voetverklaring.
Grosse
Bijzonder afschrift van hypotheekakte, een executoriale titel waarmee tot executie kan worden overgegaan, zonder tussenkomst van de rechter.
Rangorde:
Wordt bepaald door tijdstip van inschrijving in hypotheekregister. Hypotheekrecht eindigt formeel met doorhaling van de inschrijving. Notaris stelt royementsakte op.
Nogmaals: pandrecht is van toepassing op niet-registergoederen (roerende zaken (kunst of auto), vorderingen op naam (spaartegoeden) en rechten aan toonder (effecten)), hypotheekrecht wordt gebruikt bij financiering van registergoederen, zoals woningen of schepen in de vorm van:
- vaste hypotheek (hoogte van lening en aflossingschema staan vast).
- krediethypotheek (krediet in rekening-courant, waar ook met rente en kosten rekening wordt gehouden).
- bankhypotheek (gaat verder, geldt voor alle vorderingen)
Scheepshypotheek: inschrijving op geregistreerd schip. Via registratienummer staat eigenaar vast. Niet zo’n goede zekerheid, want snelle veroudering, onderhoud, fraude mogelijk, schip is zoek, andere vorderingen of in reparatie. WA- en cascoverzekering verplicht. Zonder registratie kan schip alleen verpand worden (vuistloos).
Oneigenlijke zekerheden:
niet direct een verhaalsrecht, maar wel een betere positie voor de kredietgever, zoals eigendomsvoorbehoud, dat vooral speelt bij driepartijen-huurkooptransacties. Verkoper blijft juridisch eigenaar tot koper koopprijs geheel heeft voldaan. Wel economisch eigenaar. Komt alleen voor bij goederenkrediet (onafh. fin.maatsch. verstrekt krediet en blijft tot voll.betaling eigenaar). Slechts gebruiksrecht, vaak wordt cascoverzekering verplicht gesteld aan huurkoper.
Bij tweepartijenovereenkomst zijn leverancier en financier dezelfde partij.
Zekerheden bij overbruggingskrediet: wordt afgelost uit netto-opbrengst van oude woning. Maximaal tot 100% van executiewaarde. Moraliteitsverklaringen:
- positieve hypotheekverklaring (klant wil meewerken aan vestigen hypotheek op zijn woning).
- negatieve hypotheekverklaring (woning wordt niet of niet verder met hypotheek belast).
- onherroepelijke notariële volmacht (hypotheek wordt gevestigd op registergoed als bank dat wenselijk acht).