Rangorde van schuldeisers
Na een faillissement zal er beslag gelegd worden op het vermogen van de schuldenaar met de bedoeling zijn bezittingen te verkopen en uit de opbrengst de schuldeisers te betalen. In de meeste gevallen hebben de schuldeisers samen veel meer geld tegoed dan de curator ter beschikking heeft. Dit betekent dus dat er veel schuldeisers met lege handen achterblijven. Welke schuldeisers hebben een voorrangsrecht?
Burgerlijk wetboek
Het BW gaat ervan uit dat alle schuldeisers gelijk zijn aan elkaar. Echter geeft het BW aan sommige schuldeisers voorrang waardoor er een rangorde van schuldeisers tot stand komt.
1. De pand- en hypotheekhouder
Wanneer een hypotheek bij een bank af wordt gesloten, zal de bank om een onderpand vragen. Dit is meestal het pand zelf.
U heeft dan het recht van hypotheek op het pand/huis verleend. Wanneer je persoonlijk failliet gaat, is de bank (hypotheekhouder) gerechtigd tot het verkopen van het pand en uit de verkoopopbrengst zijn geld terug te halen. Een hypotheekhouder blijft buiten het faillissement en heeft hier te allen tijde recht toe.
2. Kredietbureau
Als er een extra lening van toepassing is op bij een kredietbureau, zal het onderpand, bijvoorbeeld een (kantoor) inventaris, mogen worden verkocht door dit kredietbureau om zijn geld terug te halen. Net zoals bij een hypotheekhouder, heeft het bureau hier te allen tijde recht toe.
3. Curator
Een faillissement kost veel geld, denk hierbij aan het salaris van de curator, kosten van de taxatie etc. Alle kosten die rechtstreeks te maken hebben met het faillissement noemen we boedelschulden. Als de curator de bezittingen van de failliet verklaarde heeft
verkocht, moet hij uit de opbrengst eerst de boedelschulden betalen, deze schulden hebben voorrang.
4. Belastingdienst
Wanneer de curator de boedelschulden heeft betaald, zijn de overige schuldeisers nog niet aan de beurt, in Nederland komt op deze plek de belastingdienst en sociale zekerheid. Deze vorderingen moet de curator meestal meteen na de boedelschulden voldoen.
Voorrecht op het totale vermogen
Art. 3:288 BW wijst een aantal schuldeisers aan die een voorrecht hebben op het totale vermogen van de schuldenaar. Dit komt er feitelijk op neer dat ze eerder aan de beurt zijn om zijn geld terug te krijgen dan overige schuldeisers.
Voorbeelden hiervan zijn de begrafenisondernemer of een werknemer waarvan het bedrijf failliet verklaard is.
Begrafenisondernemer
De rekening van de begrafenisondernemer voor de kosten van een uitvaart of crematie moet met voorrang worden betaald. Dit is dus een bevoorrecht schuldeiser.
Werknemer
Voor het loon en het pensioen dat een werknemer nog van zijn baas te goed heeft, is hij bevoorrecht schuldeiser.
Voorrecht op een bepaald goed
Art. 3:283 BW en verder wijst een aantal schuldeisers aan die een voorrecht hebben op een bepaald goed. Het gaat om schuldeisers die het goed gebouwd of gerepareerd hebben. Wanneer een garage een auto een grote beurt geeft, heeft deze garage een voorrang ten opzichte van andere schuldeisers wanneer de desbetreffende auto wordt verkocht om de gemaakte kosten er uit te kunnen halen.