Bij speculatie is winst van de een, het verlies van de ander
Gunstig als de aandelenkoersen op een laag niveau staan, de huizenprijzen niet duur en kantoorruimte voordelig te koop is. Als je tenminste behoort tot de groep die altijd al in aandelen wilde stappen of een huis wil kopen. Een economische dip kan gunstig uitpakken als je wil gaan beleggen of een huis gaat kopen. Alleen weet je pas veel later zeker dat je in het absolute dieptepunt van de huizenmarkt of aandelenmarkt hebt gekocht.
De een z’n verlies is de ander z’n winst
Dalende prijzen maken mensen vaak onrustig en onzeker over hun job omdat we bij bedrijven werken die leven van de winst op hun te verkopen producten. Dat geldt ook als we bij de overheid of in het verpleegtehuis werken omdat de financiering uiteindelijk afhankelijk is van de inkomsten van de overheid die ook ongunstig zijn bij tegenvallende conjectuur. In de winkel kijken we echter niet als werknemer naar de lage prijzen van allerlei producten, maar als begerige consument en zijn we uiteraard blij over de voortdurend zakkende prijs van die laptop. De vraag is dus of het inderdaad zo zorgwekkend is die waardedaling van vastgoed, aandelen, en beleggingen.
Wet van vraag en aanbod
De wet van vraag en aanbod is natuurlijk geen echte wet, maar een mechanisme dat inhoudt dat in een vrije markt de prijs wordt bepaald door de mate van beschikbaarheid in combinatie met de hoeveelheid vraag naar een product. Het globale prijsniveau van een product wordt dus niet bepaald door de producent of de verkoper en ook niet door de koper. Weliswaar zullen zij het met elkaar eens moeten worden over de laatste dubbeltjes, maar het globale niveau van de prijs wordt bepaald door de grootte van het aanbod en de mate waarin het product door de markt wordt gevraagd. In de Sahara waar weinig aanbod van drinkwater is, zal de prijs van het vocht hoger zijn, dan in Nederland waar het in overvloed beschikbaar is. De wet van vraag en aanbod kan natuurlijk dramatisch uitpakken voor de producent van een product, als de productiekosten hoger uitvallen dan de markt bereid is er voor te betalen. De producent zal z'n producten dan met verlies moeten verkopen, want anders raakt hij ze niet kwijt.
De 500 allerrijksten
De 500 allerrijksten in Nederland hebben als gevolg van de kredietcrisis een behoorlijke veer moeten laten in 2009. Zij zagen hun gezamenlijke vermogen dalen met 12%, wat neerkomt op een verlies van 18 miljard. De jaarlijkse Quote-500 gaf dit november 2009 aan. Dat was vervelend voor die groep allerrijksten, maar had voordelen voor degenen die toen geïnteresseerd waren in de producten van die allerrijksten, omdat dergelijke kandidaat-kopers toen minder hoefden te betalen, bijvoorbeeld voor de aandelen van de rijken. Overigens is het verlies pas concreet indien men z’n bezittingen te gelde wil maken. Totdat moment is het een papieren verlies, net zo goed dat winst pas echt tot winst gerekend mag worden op het moment dat de spullen (aandelen bijv.) daadwerkelijk met winst zijn verkocht.
Aandelen
Als de index van de beurs gedurende langere tijd een dalende tendens laat zien, meestal als gevolg van dalende bedrijfswinsten, geeft dat vaak behoorlijke onrust in de markt en gaan ook de mensen die niet direct beleggen in aandelen zich zorgen maken over de economie. Dat komt aangezien wij allemaal wat betreft inkomen en werk afhankelijk zijn van een florerende economie en een haperende economie geen gunstig teken is, wat betreft een gezonde economie. Daarbij komt dat iedere Nederlander ongeacht of hij wel of niet rechtstreeks belegt, toch wel te maken heeft met het koersniveau van aandelen, omdat bijvoorbeeld het pensioenfonds waarin voor de oude dag wordt gespaard eveneens deels in aandelen belegt. In die zin hebben wij allemaal baat bij een gunstige aandelenprijs. Maar daar staat tegenover dat een deel van de 500 allerrijksten onder meer zo rijk is geworden, omdat zij ooit op de beurs kochten op een moment dat de koersen zich op een laag niveau bevonden. Mensen die straks rijk zijn, kopen aandelen op het moment dat ze laag staan, of hebben het wellicht aangedurfd toen de koers eind 2008 dramatisch laag stond.
Huizenmarkt
Als er iets door de wet van vraag en aanbod wordt bepaald is het de prijs van huizen. Sinds 1945 bestaat er in Nederland een tekort aan huizen. Na de oorlog bestond er zelfs jarenlang een echte woningnood die zich o.a. uitte in schandalige woekerprijzen van huurkamers. Huurders van woningen verhuurden hun (zolder)kamers aan beginnende gezinnen tegen dermate schandalige prijzen dat zij aan inkomsten royaal meer huur ontvingen dan de huurprijs van hun complete eigen woning. Vandaag de dag is de vraag nog steeds groot en zal ondanks een schommelende de prijs van koopwoningen ongetwijfeld relatief hoog blijven. Een dip in de prijzen is vervelend voor degenen die kort daarvoor nog duurder kochten en tijdens een dip moeten verkopen, maar uiteraard gunstig voor starters op de woningmarkt.
Inflatie/deflatie
Deflatie houdt in dat de prijzen van producten over de gehele linie een dalende tendens laten zien en de kosten van levensonderhoud dientengevolge dalen. Onze koopkracht stijgt daardoor, want we kunnen immers meer kopen voor het zelfde geld. Aangezien ons geld in feite meer waard wordt is deflatie gunstig voor mensen met pensioen en spaargeld. Daar staat tegenover dat deflatie ongunstig is voor personen met een hypotheek of een andere lening. Die zijn meer gebaat bij inflatie, aangezien inflatie niet alleen betekent dat de prijzen stijgen, maar ook het (geïndexeerde) inkomen voortdurend stijgt. Zodoende gaan de maandelijkse kosten van de lening met de jaren een steeds kleiner deel van het inkomen uitmaken.
Geld maakt niet gelukkig
Jaar in jaar uit in dure hotels verkeren en op dure cruiseschepen rondlummelen gaat onherroepelijk vervelen en je wordt er niet gelukkig van. Het is een open deur intrappen dat je van geld niet gelukkig wordt, maar dat je van veel te weinig wel ongelukkig kan worden.