De Theorie van de Onderneming
Onze samenleving bevat tegenwoordig talloze ondernemingen, elk met een eigen specialisatie of productievoordeel. Dat deze ondernemingen bestaan, wordt vaak als vanzelfsprekend aangenomen. Hoe ze zijn ontstaan wordt echter bijna nooit gevraagd. Toch zijn er verscheidene economen die zich hebben afgevraagd welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van ondernemingen. In dit artikel zal ik een korte beschouwing geven.
Coase
Ronald Coase is één van de meest vooraanstaande economen ter wereld. Met zijn Theory of the Firm en zijn Property Rights is hij wereld beroemd geworden. Coase hield zich voornamelijk bezig met het onderzoeken van eigendomsrechten en de verdeling van deze rechten, die hij property rights noemde, onder natuurlijke- en rechtspersonen. Daarnaast hield hij zich bezig met het ontstaan van de onderneming. Coase zocht een verklaring voor het bestaan van de talloze ondernemingen die onze wereld kent. Zijn belangrijkste theorie zal ik hier bespreken.
Om te onderzoeken hoe ondernemingen ontstaan, moet worden gekeken naar de macro-economie, niet naar de micro-economie, zegt Coase. Coase legt zich hierbij toe op de vele transacties (uitwisseling van rechten en goederen/diensten) die plaatsvinden binnen de economie. Hij stelt dat deze transacties, bijvoorbeeld de koop en verkoop van een fiets, niet kostenloos is. De kosten, zoals het inwinnen van informatie, het ophalen van de fiets en het onderhouden van de fiets, worden wel transactiekosten genoemd. Het zijn vooral deze transactiekosten die zorgen voor het ontstaan van ondernemingen. Transactie komen in de meeste gevallen, als niet wordt uitgegaan van het bestaan van ondernemingen, op de markt tot stand door vraag en aanbod. Hier zijn de transactiekosten hoog en zullen er weinig transacties plaatsvinden, wat slecht is voor de economie. Binnen een onderneming kunnen bepaalde transacties goedkoper worden afgehandeld, waardoor de transactiekosten zullen dalen. Het opstarten van een beheersingsstructuur, de onderneming, is alleen zinvol als de transactiekosten daadwerkelijk dalen. Binnen de onderneming zijn er namelijk weer nieuwe kosten, zoals opstartkosten, sturings- en controlekosten voor de arbeiders en managementkosten. Pas als deze transactiekosten lager zijn dan de transactiekosten op de markt, is het goed om een onderneming te starten. Wanneer het zinvol blijkt om een transactie binnen een al bestaande onderneming op te nemen, zullen bedrijven bijvoorbeeld gaan integreren. Een voorbeeld hiervan is de ondernemer die bouten maakt voor een ondernemer die fietsen maakt, wanneer er bij de onderhandeling hogere kosten zijn op de markt dan bij de onderneming, dan zullen de ondernemingen samen gaan.
Transactiekostentheorie
Nu Coase duidelijk heeft gemaakt dat ondernemingen ontstaan omdat er transactiekosten zijn, moet nog gekeken worden naar welke ondernemingsvorm het beste kan worden gekozen. Hier ging de econoom Oliver Williamson verder op in. In zijn transactiekostentheorie legt hij uit hoe men uiteindelijk voor een bepaalde beheersingsstructuur zal kiezen. Allereerst laat Williamson zien dat er problemen kunnen ontstaan tussen een koper en een verkoper die samen een transactie willen sluiten. Doordat mensen beperkt rationeel zijn, hebben ze onvolledige informatie over wat de ander zal gaan doen bij het sluiten van een transactie. Daarnaast kiezen de meeste mensen bij het sluiten van bijvoorbeeld een overeenkomst voor zichzelf. Dit laatste verschijnsel wordt ook wel opportunistisch gedrag genoemd. Mensen zijn namelijk geneigd om de voordelen van een transactie naar zichzelf toe te trekken, wat we ook wel kunnen aanduiden als strategisch gedrag. Wanneer personen in onderhandeling te maken hebben met assymetrische informatie (te weinig weten over elkaars handelen) en opportunistisch gedrag, worden de transactiekosten hoger. Hierdoor kunnen de gemaakte afspraken moeilijker worden nageleefd en zijn contracten vaak incompleet. Dit probleem zou kunnen worden opgelost door de introductie van een governance structure, oftewel een onderneming.
Het bovenstaande verhaal lijkt ontzettend veel op het idee van Coase, Williamson bouwt echter nog verder. Hij zei dat ook de aard van de transactie de keuze van een beheersingsstructuur kan bepalen. Hierbij worden de transactie op de markt vergeleken met de transactie binnen een beheersingsstructuur. Op de markt wordt de prijs van een product bepaald door het prijsmechanisme van vraag en aanbod, binnen de onderneming is de ondernemer zelf hiervoor verantwoordelijk. Ditzelfde geld voor de coördinatie van de markt en de onderneming. Daarnaast komt op markt vaak maar één enkele transactie voor, dit wordt wel spot-contracting genoemd. Binnen de onderneming daarentegen vinden we vaak langer-termijn contracten, vooral waar specifieke transacties worden verhandeld, is een beheersingsstructuur met langer-termijn contracten van belang. Nu komt de belangrijkste conclusie die Williamson hieruit trok. Naarmate er meer specifieke investeringen moeten worden gedaan om transacties binnen een bedrijf te laten plaatsvinden, worden er steeds ingewikkeldere beheersingsstructuren verwacht.
Van een specifieke investering is bijvoorbeeld sprake als er dure machines worden gekocht voor productie van bepaalde middelen. Hoe meer er wordt geïnvesteerd, hoe anders de beheersingsstructuur zal moeten worden ingericht. Men onderscheid tegenwoordig een drietal specifieke investeringen: geografische oorzaken, fysieke oorzaken en menselijke oorzaken. Bij de geografie moet gedacht worden aan bedrijven die samengaan, omdat ze zo de transactiekosten kunnen verlagen, bijvoorbeeld bij het leveren van grondstoffen aan elkaar. De fysieke oorzaak ziet op een bedrijf dat zich expres specialiseert in het maken van bepaalde producten die voor andere bedrijven van belang zijn. Van een menselijke oorzaak is sprake als een bedrijf afhankelijk wordt van de specialistische kennis van zijn mensen. Wanneer iemand opstapt, heeft het bedrijf een groot probleem. Naast deze specifieke investeringen, ziet Williamson nog twee factoren die bijdragen aan het maken van een onderneming. Dit zijn de onzekerheid voor de toekomst en de frequentie van de transacties.
Zoals gezegd bestaan er twee vormen waarbinnen transacties kunnen plaatsvinden, de markt en de onderneming. Er bestaan echter ook enkele tussen vormen, zoals de joint venture (dochteronderneming van verschillende bedrijven samen), langlopende samenwerkingen tussen twee bedrijven of langetermijn contracten tussen twee bedrijven.
Agentschapstheorie
Naast de hierboven besproken theorieën van Coase en Williamson bestaat er ook nog de agentschapstheorie, ontwikkeld door Jensen en Meckling. In de agentschapstheorie wordt de aandacht gevestigd op de relatie tussen de leidinggevende en de ondergeschikte. Een aantal voorbeelden: baas-werknemer, aandeelhouder-bestuurder en verzekeraar-verzekerde. Hierbij wordt gekeken naar de belangen van de partijen, deze lopen niet samen en zijn voor elke anders. Binnen de meeste baas-werknemer relaties, weet de werknemer (verder te noemen: agent) meer dan de baas (verder te noemen: principaal). Hierdoor ontstaat er informatie assymetrie, de ene partij heeft meer kennis dan de ander van een bepaald onderwerp. Hier weet dus de agent meer dan de principaal, waardoor de agent lui en incompetent kan worden en kan zoeken naar overwinsten binnen een bedrijf. De principaal ziet dit meestal niet en kan dit enkel controleren door extra transactiekosten te betalen. Doordat de principaal niks weet, gaat de agent vaak opportunistisch gedrag vertonen en dus voor zichzelf handelen zonder rekening te houden met de principaal. Dit allemaal samen wordt ook wel het agenschapprobleem genoemd.
Voor dit probleem zijn drie verschillende oplossingen: delegatie van bevoegdheden, monitoring of belonen. Door bevoegdheden te delegeren krijgt de agent bevoegdheden van de principaal overgedragen, waardoor meestal wordt vastgelegd welke taken de agent heeft. Dit is dan direct duidelijk en scheidt zo de leiding van het bezit. Dit laatste, scheiding van leiding en bezit, zien we vooral bij nv's en bv's gebeuren, waar de aandeelhouders niet financieel aansprakelijk zijn voor de schulden van een bedrijf. Monitoring kan vertaald worden als controle. Door meer controle door de principaal kan men luiheid van de agent oplossen. Belonen is een mooie prikkel voor de agent om zich aan de regels te houden. Dit belonen wordt tegenwoordig veel gedaan, denk bijvoorbeeld aan de hoge bonnussen in de zakenwereld. Natuurlijk gaat deze regulering van het agenschapprobleem ook weer gepaard met nieuwe transactiekosten. Hierbij moet vooral gedacht worden aan de kosten voor het opstellen van een contract en de residual loss.