Arbeidsongeschiktheid: hoogte en duur van de WIA-uitkering
Voor werknemers die sinds 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn, geldt de WIA. De WIA wijkt op een aantal zaken af van de voorganger WAO. De WIA gaat uit van wat de werknemer wel nog kan, dus van arbeidsgeschiktheid. De regeling is er echter niet eenvoudiger op geworden. Vandaar een kort overzicht van de verschillende facetten van deze regeling.
Eerste 2 jaar ziekte: de WULBZ
Tot 1 maart 1996 had een zieke werknemer recht op 1 jaar uitkering krachtens de ziektewet (ZW). Deze uitkering bedroeg 70% van het laatstverdiende loon, veelal aangevuld door de werkgever tot 100%. De Wet uitbreiding loondoorbetalingplicht bij ziekte (Wulbz) heeft voor de werknemer veelal geen gevolgen. De werkgever daarentegen heeft de plicht om gedurende 104 weken van ziekte tenminste 70% van het laatstverdiende loon door te betalen aan de zieke werknemer. De hoogte van het door te betalen loon is aan een maximum gebonden. Voor 2013 geldt een maximum van Eur. 194,85 per dag. De werkgever dient dus maximaal 70% van dit maximum door te betalen. Er geldt ook een minimum, namelijk het minimumloon. Buiten de wettelijke regeling wordt er in veel CAO’s geregeld dat de doorbetaling van het loon hoger ligt dan het minimum van 70%.
Vervolgfase; de WIA
Is de werknemer na de wachtperiode van 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt voor meer dan 35%, dan bestaat er een mogelijkheid voor de werknemer om in aanmerking te komen voor een uitkering krachtens de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). Deze opvolger van de WAO geldt voor werknemers die:
- op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt geworden zijn
- tenminste 35% arbeidsongeschikt zijn
De WIA wordt verder onderverdeeld in 2 regelingen, te weten:
- de Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA)
- de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)
Vaststelling van abeidsongeschiktheid
Na 104 weken beoordeelt het UWV of en in welke mate er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Dit gaat volgens een vaste procedure, bestaande uit de volgende stappen:
- het verrichten van medisch onderzoek
- conclusies verbinden aan het medisch onderzoek
- het bepalen van de duurzaamheid
- het vaststellen van de functies
- het bepalen van het restloon
- het vaststellen van het maatmanloon
- het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage
De categorieën
Na de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt de zieke werknemer in een categorie ingedeeld.
Loonverlies minder dan 35% | niet arbeidsongeschikt |
Loonverlies tussen 35% en 80% | WGA |
Loonverlies >80%, veel kans op herstel | WGA |
Loonverlies >80%, weinig of geen kans op herstel | IVA |
IVA
Indien het loonverlies tenminste 80% of meer bedraagt en er is sprake van weinig of geen kans op herstel, dan heeft de zieke werknemer recht op een IVA-uitkering. Mocht er nog een geringe kans op herstel zijn, dan wordt de werknemer gedurende 5 jaren elk jaar herkeurd. Naar aanleiding van deze herkeuring zijn de volgende uitkomsten mogelijk:
- gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, maar <80%: IVA wordt WGA
- arbeidsongeschiktheid 80% of meer: IVA blijft IVA
Mocht er na de herkeuring nog steeds kans zijn op (gering) herstel, dan zal de keuring periodiek terugkeren.
De IVA biedt een inkomensgarantie voor de zieke werknemer van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het gemaximeerde dagloon. De uitkering is gegarandeerd voor de periode dat de arbeidsongeschiktheid 80% of meer bedraagt en eindigt voor de werknemer bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd. Wordt er inkomen uit loon ontvangen, dan wordt 70% hiervan in mindering gebracht op de uitkering.
Mocht er sprake zijn van een inkomen boven het maximum dagloon, dan is er sprake van een correctiefactor. Deze wordt berekend door het maximum dagloon te delen door het laatstverdiende loon.
Voorbeeld
Werknemer verdient Eur. 100.000,- op het moment dat hij arbeidsongeschikt raakt. De verdiencapaciteit wordt gesteld op Eur. 10.000,-. Bij een maximum dagloon van Eur. 46.000,- (afgerond) bedraagt de correctiefactor 46.000 / 100.000 = 0,46. De IVA-uitkering bedraagt in dit voorbeeld 75% x (46.000 -/- (0,46 x Eur. 10.000,-) = Eur. 31.050,-.
WGA
Indien het loonverlies van de werknemer tussen 35% en 80% ligt of meer dan 80% maar met uitzicht op herstel, dan komt de werknemer in aanmerking voor een uitkering volgens de wet Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Voor deze wet geldt dat de werknemer een eigen verantwoordelijkheid heeft om terug te keren op de arbeidsmarkt. Voor de werkgever is het aantrekkelijk om een gedeeltelijk arbeidsgeschikte aan het werk te krijgen of te houden door premiekortingen, subsidieregelingen enz.
Binnen de WGA staat werkhervatting centraal. Mede hierdoor is het inkomen voor de werknemer die werkt hoger liggen dan voor de werknemer die niet werkt. De WGA kent drie vormen van uitkering, te weten:
WGA loongerelateerde uitkering
WGA loonaanvulling
WGA vervolguitkering
WGA loongerelateerde uitkering
De hoogte van de loongerelateerde uitkering bedraagt de eerste 2 maanden 75% van het laatstverdiende loon, daarna 70% van het laatstverdiende loon. Dit loon wordt wederom gemaximeerd op het maximale dagloon.
Indien de werknemer wel werkt, dan krijgt de werknemer boven op zijn loon een uitkering van het verschil tussen oude loon en nieuwe loon (wederom gemaximeerd). Ook hier bedragen de percentages 75% de eerste twee maanden, daarna 70%. Bij een overschrijding van het dagloon dient rekening gehouden te worden met de correctiefactor (zie eerder in dit artikel). De correctiefactor zorgt er in dit geval voor dat de werknemer met een baan de WGA-uitkering niet misloopt.
Tot 2008 was de duur van de loongerelateerde uitkering afhankelijk van de leeftijd van de verzekerde. Een werknemer die vanaf 2008 in de WGA terechtkomt, kent voor de duur van de uitkering dezelfde regels als voor de WW (link). De duur van de uitkering in maanden is gelijk aan het aantal jaren arbeidsverleden. Dit arbeidsverleden wordt als volgt berekend:
- het aantal kalenderjaren met ten minste 52 loondagen vanaf 1998 tot en met het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het recht op een WIA-uitkering is ontstaan*
- vermeederd met het aantal kalenderjaren tussen de 18e verjaardag en 1998
* indien er in het werkverleden één of meerdere jaren minder dan 52 loondagen gewerkt zijn, dan worden deze afgetrokken van het totale arbeidsverleden.
Alleen degene die voldoet aan de referte-eis (26 van de laatste 36 weken gewerkt) heeft recht op een loongerelateerde uitkering.
Na afloop van de WGA-loongerelateerde uitkering ontstaan er 2 mogelijkheden:
- werknemer werkt en verdient minimaal de helft van de restcapaciteit. In dat geval heeft de werknemer recht op een loonaanvulling van 70% van het verschil tussen het oude loon en het loon bij een volledige benutting van de restcapaciteit
- werknemer werkt niet of minder dan de helft van de restcapaciteit. In dat geval heeft de werknemer recht op een uitkering gelijk aan het minimumloon
WGA loonaanvulling
Mocht de werknemer na afloop van de WGA-loongerelateerde uitkering werken en minimaal de helft van de restcapaciteit benutten, dan ontstaat er recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering. De hoogte van deze uitkering bedraagt:
- 70% van het verschil tussen het oude (gemaximeerde) dagloon en het loon bij volledige benutting van de restcapaciteit bij benutting van 50% - 100% van de restcapaciteit
- 70% van het verschil tussen het oude (gemaximeerde) loon en het daadwerkelijke loon bij loon >100% restcapaciteit
Ook hier geldt dat, indien het oude loon hoger ligt dan het gemaximeerde dagloon, er sprake is van een correctiefactor.
WGA vervolguitkering
Werkt de werknemer niet of benut de werknemer minder dan 50% van de restcapaciteit, dan ontstaat er recht op een WGA-vervolguitkering. Er wordt geen rekening gehouden met het laatstverdiende loon, maar de hoogte van de uitkering is gerelateerd aan het minimumloon.
Percentage arbeidsongeschikt | Percentage minimumloon |
0-35 | 0 |
35-45 | 28 |
45-55 | 35 |
55-65 | 42 |
65-80 | 50,75 |
Indien met de vervolguitkering het gezamenlijk gezinsinkomen lager is dan het sociaal minimum, dan verstrekt het UWV een toeslag waarmee het gezinsinkomen verhoogd wordt tot het sociaal minimum.