Wat is de vermogensrendementsheffing?
Al jarenlang is belasting betalen één van de minst populaire maatregelen die de overheid heeft ingesteld. In 2001 wordt de Vermogensbelasting ingeruild voor de Vermogensrendementsheffing. Hierbij werkt de overheid met een gemiddeld vermogen, waarover de belasting wordt berekend. Oftewel men betaalt belasting over het rendement van het eigen vermogen.
Algemeen
Al zo lang men zich kan herinneren betaald de mens belasting aan de overheid. In de 18e eeuw werd er belasting betaald op noodzakelijke levensmiddelen zoals onder andere brandhout, zout, graan, vlees, kolen, wol en niet te vergeten de wijn. In die tijd konden de burgers niet zonder deze producten, dus was de overheid zeker van inkomsten.
Belastingen
De overheid gebruikte deze inkomsten om land en inwoners te beschermen, maar ook om de openbare orde te handhaven en voor verkeer, waterstaat en handel. Er was toen maar één tarief belasting, het maakte niet uit hoe hoog het inkomen was. Pas in 1860 werd een heel stelsel van belastingen ingevoerd, wat vooral het bereiken van eenheid van de Nederlandse belastingheffing ten doel had.
Vermogensbelasting
- Pas in 1892 werd voor de 1e keer belasting geheven op het vermogen, deze werd in 1914 afgeschaft. Men vond het onredelijk te veronderstellen dat iedereen een gelijke rendement op zijn vermogen behaalt.
- In 1964 werd de Wet op de Vermogensbelasting aangenomen. Er werd een belasting geheven van 0,7% van het vermogen op de 1e dag van het nieuwe jaar, na aftrek van schulden en vrijgestelde deel. Naast deze Vermogensbelasting moest er ook 60% Inkomstenbelasting worden betaald over het rendement van het vermogen.
- De Vermogensbelasting wordt in 2001 afgeschaft omdat de Vermogensrendementsheffing wordt ingevoerd.
Vermogensrendementsheffing
Het was de toenmalige staatssecretaris Willem Vermeend van de PvdA die deze belasting invoerde. Een reden hiertoe was het feit dat door diverse fiscale constructie’s de Vermogensbelasting niet echt werkte (hier verdienden adviesorganen beter aan dan de overheid). Deze vorm van belasting lijkt redelijk veel op de wet van 1914. De heffing zit als volgt in elkaar:
De belastingheffing gaat ervan uit dat mensen met spaargeld, effecten, tweede of meer huizen en ander vermogen verminderd met bepaalde schulden, vermogen bezitten. Over dit vermogen moet belasting worden betaald. Er wordt bij de vermogensrendementsheffing gekeken naar het gemiddelde vermogen.
Om dit gemiddelde vermogen te bepalen heeft men het saldo van het vermogen nodig op zowel 1 januari als 31 december van hetzelfde jaar. Deze twee saldo worden bij elkaar opgeteld en door 2 gedeeld. De uitkomst is het gemiddelde vermogen.
Volgens de wet wordt per jaar 4% rendement gemaakt op dit vermogen, minus een stuk vrijgesteld vermogen. De overheid wil hier 30% van hebben, dit is op jaarbasis gemiddeld 1,2% belasting. De echte inkomsten uit het vermogen worden niet langer belast.
Tegenstanders
De wet stelt dat er 4% rendement gemaakt wordt op het vermogen, maar de rente die door de banken vergoed wordt ligt vaak ruim onder de 4%. Dit geeft spaarders geen gelegenheid meer om meer te verdienen dan de gestelde 4%. Ze betalen gemiddeld 1,2%, zodat iets meer dan 2% rendement over blijft. De huidige inflatie ligt rond de 2%, dus spaarders zien hun spaargeld jaarlijks dalen i.p.v. stijgen.
Burgers met grote vermogens zullen hun geld doorsluizen naar de belastingparadijzen, zodat zij bijna niets aan Vermogenrendementsheffing hoeven te betalen, maar dat wordt wel steeds moeilijker.
Inmiddels betalen anno 2008 meer dan 1.500.000 mensen deze nieuw ingestelde heffing en brengen voor ongeveer € 3.500.000,-- naar de schatkist. Dit geld wordt gebruikt om een deel van de uitgaven van de begroting 2008 (€ 168.800.000.000,-) te financieren.