De drie boxen van ons belastingstelsel

Ons belastingstelsel is verdeeld over drie boxen, namelijk box één, box twee en box drie. Welke inkomsten vallen in welke box en hoeveel belasting moet u er over betalen? Box één is de belangrijkste van de drie boxen. Box twee heeft alleen betrekking op mensen met een belang in een onderneming en in box drie vallen uw inkomsten uit sparen en beleggen. De drie boxen zijn van elkaar afgescheiden en inkomsten passen maar in één box. Hieronder treft u een toelichting aan op de drie boxen, welke inkomsten erin belast worden en hoe hoog de belastingdruk is.

Box één – Inkomsten uit werk en woning

Onderstaande inkomstenbronnen vallen in box één. Het zijn alle mogelijke inkomstenbronnen, behalve inkomsten uit aanmerkelijk belang (box twee) en inkomsten uit sparen en beleggen (box drie). Aftrekposten moeten eerst in aftrek worden gebracht in deze box. Het meerdere kan worden afgetrokken van box drie en box twee.

Inkomstenbronnen in box één:

• Loon uit arbeid
• Winst uit onderneming
• Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
• Resultaat uit overige werkzaamheden
• Inkomsten uit eigen woning
• Negatieve uitgaven voor inkomstenvoorziening

Onder welke noemer loon en winst uit onderneming vallen, is niet moeilijk te bepalen. Resultaat uit overige werkzaamheden zijn bijvoorbeeld inkomsten van een freelance of opbrengsten van het schrijven van artikelen voor Infonu.nl. Periodieke uitkeringen en verstrekkingen heeft betrekking op uitkeringen zoals AOW of WW. Inkomsten uit eigen woning is een vreemde inkomstenbron. De meeste huiseigenaren zullen namelijk negatieve inkomsten uit eigen woning hebben door de hypotheekrenteaftrek. Het eigenwoningforfait is een voorbeeld van positieve inkomsten uit eigen woning.

Aftrekposten in box één

Onderstaande kosten mogen juist afgetrokken worden van het inkomen. Dit zijn zogenaamde aftrekposten:

• Uitgaven voor inkomstenvoorziening (bijvoorbeeld premie voor lijfrenteverzekering)
• Persoonsgebonden aftrek (bijvoorbeeld alimentatie en giften)
• Uitgaven voor kinderopvang
• Te verrekenen verliezen uit werk en woning

Belastingheffing in box één

Voor box één geldt een oplopend progressief tarief. De hoogte van de belastingdruk is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. De heffing loopt op tot 52 procent en geldt pas vanaf afgerond €55.000. De aftrekposten worden afgetrokken tegen het hoogste tarief dat de belastingplichtige moet betalen. De heffing is onderverdeeld in vier belastingschijven. In de eerste twee schijven wordt naast belasting ook betaald aan volksverzekeringen, zoals de AOW.

Box twee – Inkomsten uit aanmerkelijk belang

Uitsluitend belastingplichtigen met een aanmerkelijk belang hebben iets te maken met box twee. Het moet gaan om minimaal 5 procent belang in een onderneming met een in aandelen verdeeld kapitaal. De inkomsten worden tegen een vast tarief van 25 procent belast.

Box drie – Inkomsten uit sparen en beleggen

Onder deze box valt het zogenaamde vermogen. In deze box betaalt u vermogenrendementsheffing. Jaarlijks wordt de hoogte vastgesteld per 1 januari. Als vermogen wordt onder andere gezien spaargeld, aandelenvermogen (voor zover dit niet onder box twee valt), een tweede huis en kunst dat u bezit als belegging. Het vermogen zelf wordt niet belast, maar het rendement dat u kunt maken. De Belastingdienst gaat er vanuit dat u over het vermogen dat u bezit op 1 januari, 4 procent rendement gaat maken. Het maakt niet uit of u dit rendement werkelijk maakt, u wordt er voor aangeslagen. Over het verondersteld vermogen moet u 30 procent belasting betalen. Iedere belastingplichtige heeft een vrijstelling van ruim €21.000. Over het meerdere moet de heffing worden voldaan.