De balans van een onderneming
Voor een onderneming is het van groot belang om af en toe een balans op te stellen. Een balans is handig om een overzicht te verkrijgen van de bezittingen en het vermogen van een onderneming. Hoe zit zo'n balans in elkaar? Eerst wordt de opbouw van de balans bekeken, om af te sluiten met een voorbeeld en rekensom.
De balans
Een
balans bestaat uit een linkerkant, ook wel de
debetkant, en de rechterkant, ook wel de
creditkant (net zoals bij de
winst-en-verliesrekening). Aan de debetkant staan alle
bezittingen van de onderneming, aan de creditkant staat het
vermogen van de onderneming. De som van de onderdelen aan de linkerkant is gelijk aan de som van de onderdelen aan de rechterkant, de balans moet immers in balans zijn!
De debetkant: bezittingen
Aan de debetkant staan de bezittingen van de onderneming. Deze bezittingen bestaan uit vaste activa, vlottende activa en liquide middelen. In deze volgorde staan ze tevens, van boven naar beneden, op de balans. De vaste activa zijn de kapitaalgoederen. Deze goederen gaan meer dan één productieproces mee, zoals gebouwen, machines en inventaris. De vlottende activa zijn de goederen die een veel kortere levensduur kennen, vaak uitgedrukt in één productieproces, of minder dan één jaar. Voorbeelden van vlottende activa zijn debiteuren (klanten die nog moeten betalen) en voorraden. De liquide middelen zijn de middelen om mee te betalen, zoals de bedragen in de kas en de tegoeden op de bank.
De creditkant: vermogen
Aan de creditkant staat het vermogen van de onderneming. Dit vermogen is op te splitsen in eigen vermogen, vreemd lang vermogen en vreemd kort vermogen. Het eigen vermogen is het zelf ingebrachte geld, dat dus niet terugbetaald hoeft te worden. Het vreemd vermogen is geleend geld. Lang vreemd vermogen hoeft pas na minstens één jaar terugbetaald te worden, het vreemd vermogen op korte termijn moet binnen één jaar terugbetaald worden. Een voorbeeld van lang vreemd vermogen is de hypothecaire lening, en een voorbeeld van kort vreemd vermogen is de bank (in geval van schulden) of de crediteuren (degene die nog geld van de onderneming moet ontvangen).
Voorbeeld van een balans met voorbeeldsom
In dit voorbeeld bekijken we de balans van een onderneming die schoenen inkoopt en deze weer aan de consument verkoopt. Een balans zou er als volgt uit kunnen zien:
Balans |
Debet | Credit |
Gebouw | 60 000 | Eigen vermogen | 90 000 |
Inventaris | 20 000 | Hypothecaire lening | 35 000 |
Voorraden schoenen | 45 000 | Crediteuren | 11 000 |
Debiteuren | 1000 | | |
ING Bank | 7000 | | |
Kas | 3000 | | |
Totaal | 136 000 | Totaal | 136 000 |
Nu kunnen de volgende mutaties zich voordoen:
- De onderneming schaft nieuwe schoenen aan voor 10 000 euro. De balanspost 'voorraad schoenen' neemt hierdoor toe met 10 000 euro. De voorraad wordt betaalt van de ING rekening, deze neemt dus af met 10 000 euro.
- De onderneming betaalt 1000 aan crediteuren, ten laste van de ING rekening. De balanspost 'crediteuren' neemt af met 1000 euro, de balanspost 'ING Bank' neemt ook af met 1000 euro.
- De onderneming verkoopt schoenen voor 4000 euro: de balanspost 'voorraad schoenen' neemt af met 4000 euro, de balanspost 'Kas' neemt toe met 4000 euro.
- Er wordt 1000 afgeschreven op de inventaris (de inventaris wordt minder waard door gebruik en door veroudering): de balanspost 'inventaris' neemt af met 1000 euro, net als de balanspost 'eigen vermogen'.
Zoals je ziet blijft de balans steeds in evenwicht. Een balans heet niet voor niets een 'balans'.