Lokaal geld, negatieve rente en het wonder van Wörgl
Rond 1932 vond er in het Oostenrijkse plaatsje Wörgl een economisch experiment plaats dat tot op de dag van vandaag allerlei monetaire hervormers inspireert. Zich baserend op de economische theorie van Silvio Gesell voerde de toenmalige burgemeester Michael Unterguggenberger een nieuwe lokale munt in en wist daarmee in zeer korte tijd de werkloosheid drastisch te verminderen. Het succes vond echter geen navolging omdat de regering van Oostenrijk, op advies van de nationale bank, verdere experimenten verbood.
Wörgl in crisis
In 1932 werd Michael Unterguggenberger burgemeester van het Oostenrijkse stadje Wörgl. Een slechtere tijd was nauwelijks denkbaar. De toch al ernstige economische crisis die volgde op de beurskrach van 1929 had Wörgl extra zwaar getroffen. De hout- en cementindustrie die het stadje en haar omgeving in de jaren daarvoor zo welvarend had gemaakt, was vrijwel volledig verdwenen. De werkloosheid nam gruwelijke vormen aan. In 1930/1931 zaten er van de ongeveer 4200 inwoners zo'n 400 kostwinners werkloos thuis. Zeker 200 van hen hadden zelfs geen uitkering en geen ziektekostenverzekering. Zij en hun familieleden waren voor hun bestaan volledig afhankelijk van gemeenschapsvoorzieningen. In de omgeving van Wörgl zaten nog eens zo'n 1100 mensen zonder werk.
Het verval van Wörgl was ook voor buitenstaanders duidelijk zichtbaar. De straten verkeerden in een deplorabele staat, getuige ook de populaire spreuk uit die dagen: "Wörgl, das schlimmste aller Laster ist dein Straßenpflaster." Veel huizen en panden zagen er haveloos uit. Van onderhoud van de groenvoorziening was geen sprake meer. Zelfs de hypotheek op de gemeentelijke basisschool kon niet meer betaald worden. Ook de sociale onrust nam ernstige vormen aan. De arbeidersbeweging met zijn
Schutzbund en de bourgeoisie met zijn
Heimwehr stonden ook in Wörgl klaar om elke tegenstander te intimideren en desnoods met geweld te bestrijden. Het Nationaal socialisme met haar dreigende taal was sterk in opkomst.
Hoop op verbetering was er eigenlijk niet. Elke poging tot restauratie zou geld gaan kosten, maar de gemeente had al schulden van rond de 1,3 miljoen schilling. De openstaande vorderingen, meestal in de vorm van gemeentelijke belastingen, bedroegen zo'n 118.000 schilling. De kans dat de verarmde bevolking die zou kunnen ophoesten was uiteraard nihil. De toekomst van Wörgl, kortom, zag er zeer somber uit.
Geldschaarste, crisis en negatieve rente
Het grote probleem in de crisis na 1929 was de schaarste aan geld. Door de koersval op de beurzen hadden bedrijven en banken grote sommen geld verloren. Het weinige geld dat nog beschikbaar was, werd daardoor in rap tempo steeds meer waard. Het loonde derhalve om het geld waarover men nog beschikte niet uit te geven: aankopen werden uitgesteld. Wanneer de vraag stokt dan dalen de investeringen en stijgt de werkloosheid. Werk dat gedaan moet worden, zoals het herstel van de straten van Wörgl, bleef liggen simpelweg omdat er geen geld voor was. Dat is het algemene beeld van de crisis na 1929. Het is een beeld dat in Wörgl in een wel zeer pregnante vorm naar voren kwam.
Silvio Gesell /
Bron: Lxitixel, Wikimedia Commons (Publiek domein) Volgens de Duitse zakenman en economisch autodidact Silvio Gesell was er nog een dieper liggende oorzaak aan te wijzen voor deze en overigens veel andere economische crises. Volgens hem zat er een weeffout in het monetaire systeem. Geld, zo stelt Gesell (overigens in navolging van Proudhon), is het meest duurzame goed dat er bestaat en is alleen al daarom meer waard dan de meeste andere goederen. Een auto verliest aan waarde naarmate hij ouder wordt en een aardappel is na een week of twee al niets meer waard. Maar het geld zelf vermindert in die periode niet van waarde. De bezitter van geld heeft dus een natuurlijk voordeel ten opzichte van de bezitter van goederen; waar de anderen hun bezittingen zien wegkwijnen of wegrotten, daar behoudt hij wat hij heeft. Zelfs wanneer er sprake is van inflatie zal het geld ten opzichte van een willekeurig ander goed, normaal gesproken, meer waard blijven.
Mensen die beschikken over geld zullen verleid moeten worden om het geld uit te geven. Pas wanneer de bezitter van geld gecompenseerd wordt dan wordt het voor hem zinvol om het ook daadwerkelijk te geven. Zeker wanneer geld snel meer waard wordt, is deze compensatie moeilijk te geven waardoor de totale hoeveelheid beschikbaar geld slechts voor een deel aan de reële economie wordt besteed. Dat onttrekken van geld aan de reële economie zit volgens Gesell dus ingebakken in het monetair systeem. De economische crises zijn eerder een gevolg van deze systeemfout dan van een reeks toevallige en ongelukkige gebeurtenissen. De crisis van 1929 liet volgens hem duidelijk zien tot welke ellendige gevolgen deze systeemfout kan leiden.
Gesell had ook een remedie. Er moest een nieuw monetair systeem komen waarin geld zijn waarde na verloop van tijd verliest, net zoals dat met andere goederen het geval is. Dat kan door het invoeren van een negatieve rente, de zogenaamde demurrage. Geld moet roesten. Wanneer geld met het verstrijken van de tijd minder waard wordt, dan wordt het zinvol het weer zo snel mogelijk uit te geven. Deze demurrage is overigens slechts een onderdeel van het totaalpakket aan radicale hervormingen dat hij voorstelde. Hij wilde niets minder dan een wereldwijde hervorming van de economie met een nadruk op een verandering van het monetair systeem.
Hoewel vermaarde economen als Keynes en Fischer zich positief hebben uitgelaten over de ideeën van Gesell, is zijn theorie nooit tot de mainstream van de economie gaan behoren. Desalniettemin heeft het wel een belangrijke rol gespeeld bij de introductie van complementaire geldsystemen, van geld dus dat naast een officiële staatsmunt gebruikt kan worden.
Michael Unteruggenberger /
Bron: Unterguggenberger InstitutUnterguggenberger treedt op
Al jaren voor zijn aantreden als burgemeester van Wörgl had Unterguggenberger - in de literatuur soms beter bekend als de man met de lange naam - het werk van Gesell uitvoerig bestudeerd. Hij kende ook een eerder initiatief met lokaal geld dat in Duitsland plaatsvond: het WÄRA-Tauschgesellschaft opgericht door Hans Timm and Helmut Rödiger. In 1929 startte het en al snel waren er meer dan 1000 bedrijven en talloze particulieren die elkaar betaalden in WÄRA-bonnen die per maand 1 procent aan waarde verloren. De demurrage van Gesell werd hiermee in de praktijk gebracht, zij niet op wereldwijde schaal en zonder de staatsmunt zelf te vervangen. Het was een succesvol experiment met gunstige economische effecten. Het werd uiteindelijk (in 1931) verboden door de Duitse minister van financiën Hermann Dietrich omdat deze vast wilde houden aan het monopolie van de Reichsmark.
Het werk van Gesell en het aanvankelijk succes van de WÄRA inspireerden Unterguggenberger om dezelfde truc ook in Wörgl te proberen. Hij was een briljant netwerker en al snel kreeg hij de belangrijkste ambtenaren en politici zover dat ze zijn voorstel steunden. Hun wellicht belangrijkste bijdrage was dat ze toestonden om de gemeentelijke belastingen in het nieuwe geld te laten betalen. Ook winkeliers en andere zakenmensen werden door de nieuwe burgemeester met succes overgehaald om het nieuwe geld als betalingsmiddel te accepteren. Het enige dat nog nodig was, was een lijst van projecten om mensen aan het werk te krijgen. Maar dat was het minste van alle problemen. In en rondom Wörgl was meer dan genoeg te doen. Unterguggenberger besloot te beginnen bij het herstel van de straten.
De uitvoering
Het WÄRA experiment had Unterguggenberger een belangrijke les geleerd. Zou hij beginnen met een munt die volledig los stond van de Oostenrijkse staatsmunt - de schilling - dan liep hij het risico tegen een verbod van de staat aan te lopen. Om die reden - en in feite in tegenspraak met de opvattingen van Sylvio Gesell - zorgde hij ervoor dat zijn nieuwe munt omgewisseld kon worden tegen de munt van de staat. De nieuwe munt kon zodoende geïnterpreteerd worden als een claim op het echte geld van de staat en daardoor "slechts" als een gewoon product gezien worden. Unterguggenberger's eerste actie bestond er dan ook uit om een bankrekening te openen waarop hij 32.000 Schilling stortte opdat de inwisseling ook in de praktijk mogelijk zou zijn. Een deel van de geld kwam uit allerlei noodfondsen die de Oostenrijkse overheid beschikbaar had gesteld voor de zorg aan armen en werklozen.
Tegelijkertijd liet hij bonnen drukken die als geld zouden fungeren en die dus voor Oostenrijkse schillingen ingewisseld mochten worden (Arbeitsbesttätigungsscheine). Er kwamen bonnen van 1, 5 en 10 schilling die als betaalmiddel moesten dienen. In navolging van Gesell verloren deze bonnen hun waarde naarmate de tijd verstreek. Op de eerste dag van elke maand verloor een bon precies 1 procent van zijn waarde. Om die waardevermindering te voorkomen moest er een zegel gekocht worden (dus tegen 1% van de prijs van een bon) en op de bon bijgeplakt worden. Aan het eind van het jaar konden de bonnen weer tegen nieuwe, zegelvrije bonnen ingeruild worden. Stonden er 12 zegels op dan was de omruil kostenloos, in andere gevallen diende men bij te betalen. Op elk moment konden de bonnen, mits voorzien van voldoende zegels, omgeruild worden voor echte schillingen. De omwisselkosten bedroegen echter 2 procent. Dit uiteraard om te voorkomen dat men de bonnen te snel weer tegen echte schillingen zou inruilen.
De mensen die voor een van de restauratieprojecten werkten, kregen betaald in deze bonnen. Om de maandelijkse waardevermindering te voorkomen, gaven de mensen het geld weer zo snel mogelijk uit. Ook het betalen van de gemeentebelastingen was een manier om de waardevermindering te voorkomen. Het effect was inderdaad dat alle belastingen betaald werden en niet zelden zelfs ver voor de einddatum verstreken was. Het geld dat zo weer bij de gemeente terugkwam werd gebruikt als loon voor nieuw werk. Omdat veel winkeliers en bedrijven (de grootste uitzondering waren de staatsbedrijven die verantwoordelijk waren voor de post en de spoorwegen) meededen aan dit experiment en de bonnen eigenlijk altijd weer snel uitgegeven konden worden, werd ze gretig geaccepteerd. Al het loon werd in bonnen uitbetaald. De hoge omloopsnelheid, het beoogde effect van de negatieve rente, van de bonnen maakte dat dit geld in feite vele malen gebruikt kon worden. Veel sneller dan verwacht kon hij beginnen met een hele reeks van restauratieprojecten om Wörgl weer toonbaar te maken. Het bleef niet bij restauratie alleen. Ook nieuwe projecten werden gestart die vooral toeristen moesten aantrekken. In een periode van ongeveer 13 maanden werd een indrukwekkende lijst van projecten voltooid. We noemen:
- De restauratie van de straten.
- De aanleg van straatverlichting voor veel straten in Wörgl.
- De aanleg van wandelwegen in de bossen en dalen rondom Wörgl, met zo'n 120 zitbankjes.
- De aanleg van een 3,5 kilometer lange rodelbaan.
- De aanleg van een skischans
Hoewel het experiment door Unterguggenberger en de zijnen uitvoerig is gedocumenteerd, zijn de meeste documenten tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen. Het is daarom lastig om een goed overzicht te krijgen van wat er precies gebeurde. Uit een veelheid aan externe bronnen heeft Thomas Wendel geprobeerd om de details van het experiment boven water te krijgen. Zijn bevindingen laten zich als volgt samenvatten:
Omvang
Het experiment duurde van 31 juli 1932 (eerste uitgifte van bonnen ter waarde van 1600 schilling) tot aan 15 september 1933. Gedurende die die tijd waren er op elk moment, gemiddeld genomen, bonnen ter waarde van 5.500 schilling in omloop.
Hoeveelheid bonnen en omloopsnelheid
Het bovenstaande getal betekent dat er gemiddeld per inwoner ongeveer 1,3 schilling werd gespendeerd. Dit staat in schril contrast met de 159 schilling die de Oostenrijkse staat per inwoner in omloop bracht. Dit betekent dat de bonnen een veel grotere omloopsnelheid hadden dan de Oostenrijkse schilling. De laatste werden dus veel meer aan de economie onttrokken dan de bonnen, een bevestiging dus dat de negatieve rente van Gesell goed werkte.
Investeringskracht
Naar schatting maakte de omloopsnelheid van de bonnen een extra investering van rond de 150.000 schilling mogelijk en een arbeidsinzet van rond de 267.000 schilling.
Neveneffect
De 1 procent die maandelijks voor de bonnen bijbetaald moest worden werd door Unterguggenberger ingezet voor ene soepkeuken die aan ongeveer 220 gezinnen dagelijks een (deel van) een maaltijd bezorgde.
Het einde van het experiment
De resultaten van het experiment waren ronduit fantastisch. Wörgl zelf knapte er van op en de werkloosheid daalde met zo'n 16 procent daar waar in de rest van Oostenrijk de werkloosheid met 19 procent steeg. Het is geen wonder dat dit experiment de aandacht trok van andere burgemeesters en veel politici. De Franse eerste minister Édouard Daladier sprak zelfs al van het "wonder van Wörgl". In juni 1933 mocht Michael Unterguggenberger zijn verhaal presenteren op een conferentie in Wenen waar zo'n 170 burgemeesters uit alle hoeken en windstreken van Oostenrijk zich verzameld hadden. Al snel daarna hadden zo'n 200 gemeentes, waaronder de grote stad Linz, een plan klaar liggen om ook bij hun een dergelijk experiment te starten.
Zover kwam het echter niet. De nationale bank van Oostenrijk, die van meet af aan op de hoogte was geweest van het gebeuren in Wörgl, begon in de experimenten een bedreiging voor de nationale munt te zien. Vanuit het hoofdkantoor werd aangedrongen op een verbod op lokaal geld. Hoewel Unterguggenberger een aantal keren naar Wenen is gereisd om zijn zaak te bepleiten en zelfs bij de bondskanselier aanklopte, had dat uiteindelijk geen effect. Het experiment moest worden afgebroken en een hervatting op andere plaatsen werd verboden. Onder dreiging van politiegeweld zag Unterguggenberger zich op 15 september 1933 genoodzaakt alle bonnen weer in te trekken. Vrij snel daarna lag het werkloosheidspercentage van Wörgl weer rond het landelijk gemiddelde. De projecten werden gestaakt en het onderhoud daalde weer tot het niveau van voor het experiment.
Evaluatie
Dat het experiment van Wörgl een groot succes was, staat buiten kijf. Of het gezien kan worden als een bevestiging van de ideeën van Gesell is een vraag die lastiger te beantwoorden is. Gesell wilde een wereldwijde hervorming van het monetair systeem terwijl in Wörgl het ging om een kleinschalig experiment waarin bovendien de nieuwe munt complementair was aan de officiële munt.
Bovendien vond het experiment plaats in tijden van crisis en dus zijn de resultaten behaald in een specifieke economische context. In deze specifieke omstandigheden was het experiment inderdaad een groot succes. Maar of het ook een succes zou zijn geweest in meer normale omstandigheden, dus op grotere schaal en in tijden zonder crisis, is uiteraard niet met zekerheid te zeggen.
Wat wel bijzonder duidelijk is geworden is de reactie van overheden en nationale banken. Volgens velen is het ronduit teleurstellend dat de heersende machten niet de ruimte hebben gegeven aan mensen als Unterguggenberger om te experimenteren met varianten op het vigerende monetaire systeem. Dat een staatsmunt een soort monopolie moet bezitten wordt meestal wel als verdedigbaar gezien, maar waarom dat moet leiden tot een totaal verbod op experimenteren met nieuwe monetaire systemen, hoe kleinschalig ook, is eigenlijk onduidelijk. Het is niet verwonderlijk dat zovelen het optreden van de nationale bank van Oostenrijk gezien hebben als een middel om de heersende financiële machten veilig te stellen, zelfs wanneer dat ten koste gaat van de bevolking. Daarbij heeft de badinerende manier waarop het experiment uiteindelijk stopgezet werd ook veel ergernis gewekt. Vanuit het hoofdkantoor van de nationale bank werd de verantwoordelijke manager in Innsbruck opgedragen om het kattenkwaad ("dieses Unfug") te stoppen. Ondanks de enorme weerstand van Unterguggenberger en de zijnen is dat uiteindelijk ook gebeurd.
Lees verder