Zakelijke financiering: looptijd en rentevastperiode
Het afsluiten van een zakelijke financiering gebeurt over het algemeen voor langere tijd. Wanneer een investering in activa of de groei van het bedrijf wordt gefinancierd, is het belangrijk om een goede keuze te maken wat betreft de looptijd van de lening en de periode waarin de rente wordt vastgezet. Met welke factoren dient bij deze keuze rekening te worden gehouden?
De looptijd van een financiering
Bij het afsluiten van een financiering wordt over het algemeen een looptijd afgesproken. De looptijd is de tijd waarin de financiering terugbetaald moet zijn. Een lening wordt terugbetaald door middel van een periodieke aflossing, vaak per maand of kwartaal. Bij elke aflossing neemt de schuld af en na de laatste aflossing is de lening in zijn geheel afgelost en eindigt de financieringsrelatie met de bank. Ook bij het afsluiten van een krediet kan een aflossingsschema worden afgesproken. Een aflossing op een krediet heet een inperking. Waar de aflossing echt een betaling is aan de bank (de aflossing wordt geïncasseerd van de rekening) ligt dit bij de inperking van een krediet anders. Bij een inperking wordt de maximale roodstand periodiek teruggebracht. Een krediet van 50.000 euro kan bijvoorbeeld in 100 maanden met 500 euro per maand worden ingeperkt. Wanneer de roodstand niet (volledig) benut wordt, zal de ondernemer een inperking niet merken. Het heeft alleen invloed op de maximale roodstand die in het vervolg benut kan worden.
Krediet of een lening?
Welke financieringsvorm het meest geschikt is, hangt af van de soort financiering. Over het algemeen geldt dat er een match dient te zijn tussen de soort investering en de financieringsvorm.
Wanneer er in een auto of machine wordt geïnvesteerd, spreek je van een investering in vaste activa. Vaste activa zijn activa die langer dan een jaar meegaan. Een productiemachine met een economische levensduur van vijf jaar wordt in dat aantal jaar afschreven. Het is dan verstandig om voor een lening te kiezen. De lening valt dan onder lang vreemd vermogen. Wanneer de lening ook voor 5 jaar wordt afgesloten, is de jaarlijkse aflossing op de lening gelijk aan de jaarlijks afschrijving op de machine. Dit heeft als voordeel dat de
kasstroom in het jaar gelijk blijft (door aflossing neemt de kasstroom af, terwijl door afschrijving de kasstroom toeneemt). Daarnaast zorgt een gelijke looptijd er voor dat de verhouding vaste activa/lang vreemd vermogen gedurende de financiering gelijk blijft. Zo ontstaat er op de balans geen mismatch tussen activa en passiva.
Een krediet is kortlopend vreemd vermogen en is daarom vooral geschikt om kortlopende activa mee te financieren. Zo wordt een krediet over het algemeen gebruikt om voorraden mee aan te kopen of om de debiteuren mee voor te financieren. Wanneer voorraden worden ingekocht en worden betaald, ontstaat er een negatief saldo op de rekening. Bij verkoop worden de producten verkocht en is het saldo weer positief. Nu kan er nieuwe voorraad worden aangeschaft, waardoor het krediet weer benut wordt. Het voordeel van een krediet is het flexibele karakter. De klant betaalt de rente alleen over dat deel van het krediet wat ook daadwerkelijk benut wordt. Wanneer een debiteur snel betaalt, waardoor de rekening niet meer in het rood staat, hoeft er geen debetrente te worden betaald.
Looptijd van de financiering
Bij een lening is het aan te raden om de looptijd gelijk te zetten aan de afschrijvingstermijn die voor de aan te schaffen activa geldt. Naast de bovenstaande argumenten biedt het ook duidelijkheid. Zijn de activa afgeschreven, dan is er ook geen schuld meer aan de bank verplicht. Tevens kan dan besloten om alsnog met de activa door te gaan. Wanneer een auto na vijf jaar is afgeschreven, terwijl er nog prima twee jaar mee kan worden doorgereden, zijn de kosten heel laag omdat er geen rente meer verschuldigd is aan de bank.
Bij een krediet is de looptijd van het krediet erg afhankelijk van de fase waarin het bedrijf zich bevindt. Wanneer het bedrijf zich in een groeifase bevindt, is een bankkrediet vaak nodig om die groei te realiseren. Vanwege de hogere debiteurenpost zal het krediet vrij structureel benut worden. Wanneer een bedrijf zich in een stabiele fase bevindt, moet het mogelijk zijn om het krediet af te bouwen. Wanneer een bedrijf winst draait en die winst gebruikt om voorraden mee in te kopen en debiteuren voor te financieren, heeft het bedrijf op en duur immers steeds minder krediet nodig. Het is dan raadzaam om het krediet gedeeltelijk of geheel op te heffen, ook omdat veel banken een vergoeding vragen voor het aanhouden van een krediet, of het bedrijf het krediet nu benut of niet. Deze vergoeding heet een kredietprovisie en bedraagt over het algemeen tussen de 0,5% en 2,5% van de kredietlimiet. Daarnaast kan een onnodig aangehouden krediet het bedrijf verleiden om het krediet bij een tegenslag weer te gaan benutten. Wanneer een debiteur niet betaalt of wanneer de kosten oplopen, kan een bedrijf gemakkelijk terugvallen op het krediet, terwijl er dan juist een kritische blik op het bedrijf nodig is. Het terugvallen op het krediet is geen oplossing voor het daadwerkelijke probleem.
Rente en aflossing
Een lening is over het algemeen duurder dan een krediet. Een lening biedt een bank meer zekerheid. Er wordt een lening met een vaste aflossing afgesproken en de bank weet welke rente-inkomsten in die looptijd te verwachten zijn. Bij een krediet zijn de verdiensten voor de bank totaal onzeker vanwege het flexibele karakter. Wanneer een krediet niet benut wordt, ontvangt de bank alleen de kredietprovisie. Deze kredietprovisie dient echter vooral om de kosten voor het aanhouden van kapitaal (een bank moet voor elke euro aan verstrekte financiering een bedrag aan kapitaal aanhouden) te financieren. Vanwege het onzekere karakter wordt een hogere rente berekend.
Het krediet is wel flexibeler dan een lening. Zo kan een krediet boetevrij worden afgelost omdat er gebruik wordt gemaakt van een variabele rente. Bij een lening met een vaste rente geldt vaak een boete wanneer het bedrijf versneld wil aflossen.
Rentevastperiode
De rentevastperiode (de periode waarin de rente wordt vastgezet) hoeft niet gelijk te zijn aan de looptijd van een lening. Een lening met een looptijd van tien jaar kan een rente hebben die maar één jaar vaststaat. Met de keuze voor een rentevastperiode kan een lening toch enigszins flexibel worden gemaakt. Na afloop van een rentevastperiode heeft een klant immers de mogelijkheid om een lening gedeeltelijk of geheel af te lossen. Omdat de rentevastperiode is afgelopen, mag deze aflossing boetevrij plaatsvinden. Wanneer er niet versnel wordt afgelost, wordt er voor de resterende periode weer een nieuwe rente afgesproken. Dit kan voordelig (de rente is gedaald, waardoor het nieuwe rentevoorstel gunstiger uitpakt) of nadelig (de rente is gestegen) uitpakken. Er is geen algemeen advies voor hoe lang de rente moet worden vastgezet. Dit hangt van de rentestanden en van de ondernemer af. Wel kunnen de volgende punten bij de keuze helpen:
- Een langlopende lening kan flexibel gemaakt worden door de rente kort (bijvoorbeeld één of twee jaar) vast te zitten. Na die periode valt de rente vrij en kan op basis van de liquide positie van het bedrijf de keuze worden gemaakt om wel of niet extra af te lossen. Wanneer de spaarrente bijvoorbeeld heel laag is, waardoor het spaargeld nauwelijks rendeert, kan ervoor worden gekozen om extra af te lossen.
- Het lang vastzetten van de rente leidt tot minder flexibiliteit, maar meer zekerheid. De ondernemer weet welke lasten hij kan verwachten en weet dat hij gedurende de looptijd niet verrast zal worden door een verhoging van de rente. Een extra aflossing is dan echter maar beperkt mogelijk.
- Het is raadzaam om de rentevastperiode goed af te stemmen op de toekomstverwachtingen van het bedrijf. Wanneer een bedrijfspand voor de productie wordt aangeschaft met een lening waarbij de rente voor 20 jaar vaststaat, en het bedrijf verkoopt het bedrijfspand na 5 jaar omdat ze de productie gaan uitbesteden, ontstaat er een probleem. In tegenstelling tot een woninghypotheek in privé mag een zakelijke aflossing lang niet altijd boetevrij worden afgelost bij verkoop van het onroerend goed. Er dient dan een boeterente betaald te worden die in dat soort gevallen flink kan oplopen. Hetzelfde geldt voor leningen voor de aanschaf vaste activa.
- In een normale economische tijd geldt over het algemeen dat de lange rente duurder is dan de korte rente. Bij een rente geldt dat een ondernemer extra betaalt voor meer zekerheid.
- Het verschil in tarief tussen de verschillende rentevastperiodes kan van invloed zijn op de keuze. Wanneer de ondernemer bij een lening met een looptijd van vijf jaar kan kiezen tussen een rente van drie jaar vast en een rente van vijf jaar vast, is het raadzaam om naar het verschil in tarief te kijken. Is het verschil bijvoorbeeld 1%, is het verstandig om de lening voor 3 jaar vast te zetten. Na 3 jaar is het grootste gedeelte van de lening afgelost en kan de lening voor de resterende twee jaar tegen een vaste rente worden vastgezet. De rente voor de resterende twee jaar moet dan wel gigantisch zijn gestegen, wil de totaal betaalde rente hoger uitkomen dan wanneer er op het begin voor een vijf jaar vaste rente was gekozen. Is het verschil tussen de rentes heel klein, kan de keuze juist weer op een langere rentevastperiode vallen.
Conclusie
De keuze voor een lening of een krediet houdt vooral verband met de soort investering. Voor een investering in vaste activa, waarbij het investeringsbedrag zeker is, is een lening het meest voor de hand liggend, terwijl een investering in vlotte activa vaak middels een krediet wordt gefinancierd. Op deze wijze ontstaat boekhoudkundig ook een goede match. De keuze voor de looptijd kan afgestemd worden op de levensduur van de activa waarin geïnvesteerd wordt. Bij de rentevastperiode moet vooral worden gekeken naar de verwachtingen binnen het bedrijf en het wel of niet accepteren van het risico van een stijging of daling van de rente.