De invloed van inflatie op sparen en lenen
De economische term ‘inflatie’ beschrijft de waardevermindering van geld in de loop van de tijd. De term ‘deflatie' beschrijft juist het tegenovergestelde, namelijk de toename van de waarde van het geld. Inflatie kan een grote invloed hebben op zowel het eigen vermogen (zoals spaargeld of een eigen huis), de schulden (zoals bijvoorbeeld een studielening), het loon en de kosten van producten. De regering streeft vaak naar een milde inflatie, mede omdat dit wordt gezien als een teken van een gezonde groei van de economie.
Wat is inflatie?
Letterlijk vertaald staat inflatie voor opblazen of groter worden, in de economie duidt men hiermee op een stijging van het algemene prijspijl. Geld is immers een ruilmiddel, de waarde is afhankelijk van de vraag en het aanbod. Het gevolg van inflatie is de afname van de reële waarde van het geld, met dezelfde hoeveelheid geld kan minder worden gekocht. Dit heeft echter alleen nadelige gevolgen voor de koopkracht indien de lonen hiervoor niet voldoende zijn gestegen om hiervoor te corrigeren.
Hoe ontstaat inflatie?
Er zijn verschillende factoren van invloed op de mate van inflatie. Hierbij speelt ondermeer de balans tussen vraag en aanbod een belangrijke rol.
Kosteninflatie
Kosteninflatie ontstaat op het moment dat een producent ten gevolge van gestegen kosten een hogere prijs vraagt voor een bepaald product dan voorheen. Een reden hiervoor kan bestaan uit een hoger loon (en hierdoor hogere productiekosten per productie eenheid). Andere vormen van toename van de kosten zijn hogere vervoerskosten (bijvoorbeeld toename van de prijs van benzine).
Winstinflatie
Deze vorm van inflatie ontstaat door een stijging van de prijs van het product doordat de producent uit puur winstbejag de prijs verhoogt.
Bestedingsinflatie
Bestedingsinflatie ontstaat ten gevolge van een sterkere vraag vanuit de consument, hierdoor is het voor producenten mogelijk een hogere prijs voor hetzelfde product te vragen.
Import en export
Ook import en export zijn van invloed op de mate van inflatie. Bij een prijsdaling van olie zal de benzine aan de pomp goedkoper worden. Hierdoor ontstaat inflatie ten gevolge van de importprijs van een product.
Hypothetisch voorbeeld
In een hypothetische casus werkt Piet bij een fabriek. Hij verdient daar 10 euro per uur. Tijdens de meest recente salarisonderhandelingen is afgesproken dat hij een loonsverhoging van drie procent krijgt. Het bedrijf moet deze drie procent echter wel ergens vandaan halen. Hiervoor verhoogt het de vraagprijs van het product dat wordt verkocht. In dit geval is er sprake van inflatie ten gevolge van compensatie voor hogere productiekosten van het bedrijf. Indien de loonsverhoging van Piet gelijk is aan de inflatie ontstaat er relatief geen achteruitgang in de koopkracht.
Hoe bepaalt men de inflatie?
De inflatie in Nederland wordt gemeten aan de hand van de CPI (‘consumenten prijs index’). De prijs van de producten in het ene jaar wordt vergeleken met die van dezelfde producten in het jaar daarvoor. De berekening vindt plaats door het CBS (‘Centraal Bureau Statistiek’) en wordt ook wel een boodschappenmandje genoemd. Producten die worden aangeschaft zijn ondermeer kosten voor een woning, energie, vervoer en consumptiegoederen. Een beperking hiervan is echter wel dat deze kosten over het algemeen niet representatief zijn voor een individu. Voor iemand die veel auto rijdt zijn de kosten voor benzine van veel grotere impact dan gemiddeld.
Biljet van honderd triljoen Zimbabwaanse dollars uit 2009 /
Bron: Reserve Bank of Zimbabwe, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Voorbeelden van inflatie in de praktijk
Russische inflatie
In 2014 was er sprake van een forse toename van de Russische inflatie, deze bedroeg 11,4% waarvan 2,6% in december 2014. Een deel van deze inflatie werd veroorzaakt door een daling van de olieprijs, een belangrijk exportproduct van Rusland. Een ander deel van deze inflatie was ten gevolge van de sancties betreffende de import van voedsel, waardoor het aanbod daalde en de prijs ervan steeg. Het vertrouwen in een munteenheid is ook van belang voor de inflatie. Op het moment dat bijvoorbeeld rijke Russen de roebels omruilen voor Amerikaanse dollars door een gebrek aan vertrouwen, zal de roebel door het verhoogde aanbod op de markt sterk in waarde dalen.
Zimbabwaanse dollar
Een ander voorbeeld van inflatie is de Zimbabwaanse dollar. In Zimbabwe ontstond een zogenaamde hyperinflatie, mede door gebrek aan vertrouwen in de waarde van de munteenheid en politiek gerelateerde buitenlandse sancties. Hierdoor ontstond een zeer sterke inflatie, van midden jaren ’90 rond de enkele tientallen procenten tot enkele miljoenen procenten per jaar vanaf 2000. In 2007 werd een poging gewaagd de inflatie te stoppen door de prijzen te bevriezen en buitenlands geld te verbieden. Dit had echter geen effect.
Gevolgen inflatie voor spaargeld
De gevolgen van inflatie op spaargeld hangen af van de mate van inflatie en de rente die men over het spaargeld krijgt. Men kan voor de inflatie corrigeren door dit percentage van het rentepercentage af te trekken. Dit resulteert in een meer daadwerkelijke weergave van de toe- of afname van het spaargeld.
Heeft sparen bij een hoge inflatie zin?
Indien er sprake is van een afname wordt het uiteraard steeds minder gunstig veel spaargeld aan te houden. Echter kunnen de alternatieven nog minder aantrekkelijk zijn. Soms kan men overwegen een deel van het spaargeld in een andere munteenheid aan te houden, of bijvoorbeeld te beleggen in obligaties of aandelen. Dit gaat meestal wel gepaard met een hoger risico.
Gevolgen inflatie inflatie voor een lening
De gevolgen van inflatie op een lening zijn net als bij spaargeld ook afhankelijk van de rente. Het percentage dat men jaarlijks aan rente betaalt kan men corrigeren door hier de inflatie van af te trekken. Een van de corrigerende factoren voor beide invloeden is echter de gevraagde rente, deze kan men tijdens tijden van inflatie verhogen en tijdens deflatie verlagen. Dit is echter niet mogelijk op het moment dat de rente is vastgezet. Een hogere inflatie ten opzichte van de rente is tijdens lenen relatief gunstig.
Voorbeeld effect van op spaargeld
Periode | Cumulatieve inflatie | Percentage van startgeld bij 3% rente, gecorrigeerd voor jaarlijkse inflatie* | Percentage van startgeld bij 5% rente, gecorrigeerd voor jaarlijkse inflatie* |
1963 - 1972 | 70% | 78% | 96% |
1973 - 1982 | 98% | 69% | 83% |
1983 - 1992 | 22% | 110% | 131% |
1993 - 2002 | 29% | 103% | 123% |
2003 - 2012 | 19% | 112% | 134% |
1963 - 2012 | 527% | 67% | 181% |
*Rente staat 50 jaar vast, inflatie cijfers op basis van informatie CBS 1963-2012
De cumulatieve inflatie over de periode van 1963-2012 was 527%, de gemiddelde inflatie 3,7%. Bij het bewaren van contant geld was het in deze tijd ongeveer 5 maal minder in waarde geworden. Het deponeren van geld op een spaarrekening met 50 jaar lang een vaste rente van drie procent resulteerde in het overblijven van 67% van het origineel ingelegde bedrag. Bij een rentepercentage van 5% was het bedrag 81% meer waard geworden, na correctie voor de inflatie.