De echtscheiding: partner- en kinderalimentatie
Door middel van een echtscheiding wordt door partijen het huwelijk ontbonden. Een dergelijke ontbinding is niet zonder rechtsgevolgen. Omdat sommige van die rechtsgevolgen moeilijkheden met zich mee kunnen brengen, bevat Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een groot aantal bepalingen omtrent de rechtsgevolgen van een echtscheiding. In dit artikel zal ik één van de belangrijkste rechtsgevolgen behandelen: de alimentatie.
Inleiding
Een echtscheiding komt tot stand doordat een rechter een beschikking geeft. In een vorig artikel heb ik de echtscheidingsprocedure en het echtscheidingsconvenant besproken, in dit artikel bespreek ik alleen de rechtsgevolgen van een echtscheiding. De beschikking die de rechter geeft moet in kracht van gewijsde gaan. Dit betekent dat de partijen daarna niet meer in hoger beroep op kunnen komen tegen de beschikking van de rechtbank. Is de beschikking eenmaal in kracht van gewijsde gegaan, dan moet deze beschikking binnen zes maanden worden ingeschreven in het register van de burgerlijke stand, anders is er nog steeds een huwelijk, aldus art. 1:163 Burgerlijk Wetboek (verder: Bw). De echtscheidingsbeschikking moet aan de huwelijksakte worden bevestigd, wil deze van kracht zijn.
Alimentatie
Een belangrijk rechtsgevolg van het ontbinden van een huwelijk is het ingaan van een alimentatieregeling. Op grond van de wet kan een persoon voor zijn ex-partner alimentatieplichtige zijn. Dit betekent dat deze persoon aan zijn ex-partner maandelijks (of jaarlijks) een bedrag moet betalen om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Dit wordt wel partneralimentatie genoemd. Een dergelijke regeling kan ook gelden ten aanzien van de kinderen, dit heet wel de kinderalimentatie.
Partneralimentatie
Tijdens het huwelijk moeten de beide partners elkaar verzorgen en in elkaars levensonderhoud voorzien, art. 1:81 en 1:82 Bw. Deze verplichting blijft na een echtscheiding soms bestaan in de vorm van partneralimentatie, art. 1:157 Bw. Een persoon die na een echtscheiding niet voldoende in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, heeft recht op alimentatie van zijn of haar ex-partner. De verplichting tot het betalen van alimentatie ontstaat enkel doordat er een huwelijk is geweest. De duur van het huwelijk of de aanwezigheid van kinderen in het huwelijk bepalen deze plicht juist niet.
De rechter kan alimentatie toekennen, dit hoeft dus niet, ook niet als partijen hierom verzoeken. In de meeste gevallen zullen personen die behoeftig zijn, en dus niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, alimentatie krijgen. Heeft de persoon die aanspraak maakt op alimentatie zich echter flink misdragen, dan kan de rechter het verzoek om alimentatie afwijzen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een poging de ander te vermoorden, een bedreiging van de andere partij of het beïnvloeden van de kinderen uit het huwelijk op een verkeerde manier.
Het is de rechter die bepaalt of iemand niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, hij mag bij zijn beoordeling alle omstandigheden van het geval meerekenen. Zo hoeft de rechter niet enkel te kijken naar de financiële positie van de behoeftige partij, ook andere factoren mogen een rol spelen bij de toekenning van alimentatie. Om te bepalen wat de inkomsten voor de mogelijk behoeftige partij waren en nu worden, wordt gekeken naar de laatste jaren van het huwelijk. Voor de juiste maatstaf voor het toekennen van alimentatie moet gekeken worden naar art. 1:397 Bw. In dit artikel zien wij dat de rechter niet alleen moet kijken naar de behoeftigheid van de ene partner, maar ook naar de draagkracht van de persoon die moet betalen.
Of een persoon behoeftig is, hangt af van diens inkomsten. Deze factor hangt natuurlijk weer af van de arbeidsmarkt, promotiekansen, verzorging en opvoeding van kinderen en de leeftijd en gezondheid van de mogelijk behoeftige persoon. Om te bepalen wat de draagkracht van de alimentatieplichtige is, mag de rechter ook weer met alle omstandigheden van het geval rekening houden. Hierbij tellen bijvoorbeeld alle inkomsten, ook uit vermogen, en alle schulden mee. Wat het inkomen betreft: er wordt ook gekeken naar de toekomst. Wat kan de alimentatieplichtige in redelijkheid in de nabije toekomst gaan verdienen? Verdient de alimentatieplichtige echter minder dan werd verwacht, dan hoeft de rechter hier in beginsel geen rekening mee te houden. Verliest degene die moet betalen door zijn eigen toedoen inkomen en is dit verlies onherstelbaar, dan hoeft de rechter ook hier geen rekening mee te houden. Hierbij moet gekeken worden of de verplichte betaler zich van het gedrag dat het onherstelbare inkomstenverlies veroorzaakte, had moeten onthouden. Is het inkomstenverlies nog herstelbaar en door eigen toedoen veroorzaakt, dan zal de rechter ook hier vaak geen rekening mee houden. Let op: dit principe mag er niet toe leiden dat de onderhoudsplichtige zelf niet meer in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien! Dit trouwens weer met de uitzondering dat het inkomensverlies herstelbaar is: dan geldt deze regel dus weer niet.
Is eenmaal vastgesteld of en hoeveel alimentatie moet worden betaald, dan kan nog getwist worden over de duur van de alimentatieplicht. Dit wordt in beginsel vastgesteld door de rechter, maar partijen kunnen dit zelf ook regelen, mits zij er samen uitkomen natuurlijk. De wet stelt een maximum in art. 1:157 lid 3 Bw van twaalf jaar. Dit maximum kan volgens lid 6 ook korter zijn voor zolang het huwelijk niet langer dan vijf jaar duurde en er geen kinderen uit het huwelijk zijn voortgekomen. Onderling kunnen partijen ook andere afspraken maken over de alimentatietermijn, zelfs langere termijnen dan wettelijk is toegestaan. De termijn begint pas te lopen wanneer de beschikking van de rechtbank is ingeschreven in een register van de burgerlijke stand. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan de rechter de maximale termijn na verloop van tijd verlening. Dit kan alleen in zeer uitzonderlijke situaties. De verlening van de alimentatieperiode, maar ook een verzoek tot beëindiging hiervan, wordt niet snel aangenomen. Voor een partij die verzoekt om één van beide zal zich moeten houden aan hoge motiveringseisen, aangezien een dergelijke beslissing zeer ingrijpend kan zijn.
Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst tot het vaststellen van alimentatie kan niet snel gewijzigd worden. Art. 1:401 Bw geeft echter wel een aantal gronden waarop een uitspraak of een overeenkomst toch gewijzigd kan worden. Dit is onder andere het geval als is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.
Een alimentatieplicht eindigt met de dood van de behoeftige partij. Daarnaast eindigt de verplichting wanneer de behoeftige partij hertrouwd, een geregistreerd partnerschap aangaat of op een andere manier duurzaam zal gaan samenwonen, art. 1:160 Bw.
Kinderalimentatie
Zijn er uit een huwelijk kinderen geboren, dan moeten de ouders hierover bij een scheiding ook het één en ander regelen. Zo zijn de ouders verplicht om bij een verzoek tot echtscheiding een ouderschapsplan in te dienen bij de rechter betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen. Tijdens het huwelijk hebben beide ouders van een kind de plicht dit kind op te voeden en te verzorgen en na hun achttiende levensjaar levensonderhoud te verschaffen voor bijvoorbeeld hun studie. Deze verplichting blijft bestaan op het moment van echtscheiding. Beide ouders behouden namelijk in beginsel het gezag over hun kinderen (voor zo ver zij samen bijvoorbeeld het gezamenlijk gezag uitoefenden over hun kinderen) en blijven dus ook verantwoordelijk voor hun verzorging en opvoeding. In de meeste gevallen zal de ouder die niet dagelijks voor de kinderen zorgt na een echtscheiding kinderalimentatie moeten betalen aan de andere ouder.
Op basis van art. 1:404 lid 1 Bw zijn ouders verplicht naar hun draagkracht bij te dragen aan de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Art. 1:406 lid 1 Bw vertelt ons daarnaast dat als een ouder zijn of haar verplichting tot het bijdragen in de kosten voor verzorging en opvoeding van de kinderen niet nakomt, de ouder waaraan betaald moet worden naar de rechter kan stappen. De rechter bepaalt dan het bedrag wat moet worden betaald. Dit zal voornamelijk na een echtscheiding een vraagstuk zijn. Ook hier gelden de regels van behoeften, behoeftigheid en draagkracht een rol. De rechter zal op dezelfde manier zoals hierboven is uitgelegd komen tot een eerlijke regel omtrent de kinderalimentatie. Hiervoor wordt echter niet gekeken naar de behoeftigheid van het minderjarige kind, maar wel naar de behoeftigheid van de andere ouder. Er wordt door de rechter gekeken naar de leeftijd van het kind (de kinderen) en er wordt op basis daarvan bepaald hoeveel kosten een kind zal gaan maken. De ouders kunnen hiernaast ook zelf een overeenkomst sluiten over de bijdrage van de ene ouder aan de andere ouder betreffende kinderalimentatie. De rechter is hier echter niet aan gebonden en kan een andere regeling treffen indien dit gewenst lijkt.