Geen overdrachtsbelasting koop rijksmonument en meer aftrek

Een monument kopen
In ons land kennen we vier soorten monumenten, met elk hun eigenschappen en kwalificaties:1. Een rijksmonument
Een rijksmonument wordt door het Rijk aangewezen en beschermd. De 55.000 Rijksmonumenten in ons land worden wettelijk beschermd via de Monumentenwet. Rijksmonument zijn minimaal 50 jaar oud en van cultuur historische waarde. U hebt een aparte vergunning nodig, wanneer u wilt verbouwen. Het Rijk is hard bezig, om het aantal vereiste vergunningen dat nodig is om een Rijksmonumenten te kunnen aanpassen, te verminderen. Rijksmonumenten vallen onder de Monumentenwet van 1988.
2. Een provinciaal monument
Een provinciaal monument wordt door de provincie aangewezen en staat op de provinciale monumentenlijst. De provincie Limburg heeft een onafhankelijk provinciaal erfgoedbeleid.
3. Een gemeentelijk monument
Een gemeente kan een pand op de gemeentelijke monumentenlijst zetten, wanneer een pand plaatselijk of van regionaal van belang is.
4. Een beschermd stadsgezicht of beschermd dorpsgezicht
Een beschermd stadsgezicht of beschermd dorpsgezicht is een omgeving met panden, die zo genaamde beeldbepalende historische karakteristieken bezitten. Deze omgeving, bebouwd en onbebouwd, wordt extra beschermd door extra regels te stellen aan een bestemmingsplan of vergunning.
Geen overdrachtsbelasting bij koop rijksmonument tot 1 januari 2010 en daarna subsidie
Sinds 1 mei 2009 gold voor iedereen, dat voor de aankoop van een rijksmonument geen overdrachtsbelasting meer hoeft te worden betaald. Zo werd tijdelijk de overdrachtsbelasting als boete op verhuizen afgeschaft. Dat scheelt u dus 6 procent belasting. Op een pand van 300.000 euro is dat 18.000 euro. De moeite waard dus. Dit is wel een tijdelijke maatregel tot 1 januari 2010 naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak en geldt niet voor de andere monumenten. Voorheen gold als eis, dat de koper gedurende 25 jaar de instandhouding van monumenten als doel moest hebben. In de praktijk betekende dit, dat deze gedurende 25 jaar minimaal één rijksmonument in bezit moest hebben. Deze eis is nu vervallen: ook als het monument binnen 25 jaar wordt verkocht, blijft de vrijstelling van overdrachtsbelasting behouden.Extra subsidie sinds 1 januari 2010
Met de afschaffing van de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting is naar schatting 23 miljoen euro per jaar gemoeid. Deze bedragen zijn voor 2010 en 2011 aan de begroting van het ministerie van onderwijs en wetenschappen toegevoegd, terwijl de overdrachtsbelasting gewoon weer op 6% is gezet. Vanaf 2011 is er 58 miljoen beschikbaar. Voor 2010 is de verdeling van subsidiegelden als volgt:- 15 miljoen voor herbestemming en grote restauraties.
- 8 miljoen voor organisaties voor monumentenbehoud.
Overdrachtsbelasting vanaf 15 juni 2011 naar 2%
De overdrachtsbelasting is voor een ruim jaar verlaagd naar 2% voor de periode 15 juni 2011 tot 1 juli 2012. De daarvoor hogere betaalde overdrachtsbelasting terugvorderen van de belastingdienst gaat niet lukken. Immers op 10 juni 2011 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken in een zaak die door een particuliere koper was aangespannen om de al betaalde overdrachtsbelasting volledig terug te vorderen. Betrokken koper had in 2008 voor zijn Rijksmonument 6% betaald en vond dat de uitspraak van mei 2009 met terugwerkende kracht van toepassing moest zijn. De Hogere Raad heeft deze vordering afgewezen.Subsidie Rijksmonument 2011 via het nieuwe BRIM
Vanaf 15 januari 2011 kunt u een instandhoudingssubsidie aanvragen via het nieuwe BRIM, het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten. U hoeft dan geen financieel dekkingsplan meer mee te sturen. Naast de subsidies kunt u ook kiezen voor een lening tegen een lage lente bij het Nationaal Restauratiefonds. In totaal is in 2011 een bedrag van 58 miljoen euro beschikbaar voor de subsidiëring van rijksmonumenten. In 2011 is er voor het eerst ook subsidie beschikbaar voor de archeologische rijksmonumenten, zoals de prehistorische grafheuvels of hunebedden. In 2011 worden minder categorieën onderscheiden en is de aanvraag voor subsidie verder vereenvoudigd. De drie categorieën zijn :- Kerkgebouwen.
- Woonhuizen.
- Overige monumenten.
Niet elke categorie komt procentueel voor evenveel subsidie in aanmerking:
- Kerkgebouwen kunnen voor maximaal 65 procent van de kosten in aanmerking komen voor een subsidie.
- Huizen en overige monumenten kunnen tot maximaal 60 procent aan subsidie krijgen.
Als u wilt weten of u in aanmerking komt voor de subsidie kunt u een eenvoudige toets te doorlopen die is ontwikkeld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Voorwaarden subsidie Rijksmonument
Voorwaarden voor een subsidie voor een monument zijn:- De subsidie is nodig voor het in stand houden van het monument.
- Het zogenaamde instandhoudingsplan, dat bij de aanvraag moet worden ingediend, moet sober en doelmatig zijn.
- Dit instandhoudingsplan heeft betrekking op een periode van zes jaren.
- Bij uw aanvraag is gevoegd een bouwkundig inspectierapport. Dit rapport mag niet eerder zijn opgesteld dan twee jaar voorafgaand aan het eerste jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
- U ontvangt niet al op grond van een andere rijkssubsidieregeling subsidie en wordt ook niet anderszins door derden, bijvoorbeeld via een verzekering, voorzien in de gemaakte kosten.
- Voorafgaand aan de indiening van de aanvraag mag nog niet zijn begonnen met de werkzaamheden van herstel van het monument.
Hoeveel fiscale kosten kan ik aftrekken voor een monumentenpand 2011 en 2012?
Ik geef u twee rekenregels voor de fiscale aftrekbaarheid van de kosten van het opknappen van een monument. Voor wanneer het monument tevens uw uw eigen huis is en wanneer het uw tweede pand is:rekenregel eigen huis
De formule voor een monument als hoofdwoning is de volgende:
F = K- 0,0075*W
waarbij:
F = Fiscaal aftrekbaar bedrag.
K = kosten voor onderhoud of behoud.
W = WOZ waarde.
Het ziet er misschien wat ingewikkeld uit maar het komt erop neer dat u de kosten mag aftrekken minus 0,75% van de taxatiewaarde volgens de Wet waardering Onroerende Zaken.
rekenregel tweede woning
Een tweede woning komt in box 3 van de inkomstenbelasting. De belastingdienst veronderstelt dat u op uw vermogen een rendement maakt van 4%, waarvoor u moet corrigeren. Dat geeft de volgende formule:
F = K- 0,04*E
waarbij:
F = Fiscaal aftrekbaar bedrag.
K = kosten voor onderhoud of behoud.
E = Economische waarde.
Dus u neemt de kosten van onderhoud en verbetering en vermindert die met 4 procent van de economische waarde van uw tweede woning.